■moeten voldoen worden dan verder als volgt geformuleerd; Bittere Venkel, prima qualiteit, lengte van 90 pCt. der vruchtjes 5 10 mm., breedte minstens 1.5 mm., gewicht van 100 cm.3 ten hoogste 40 gram. gehalte aan vluchtige olie ten minste 5 pCt., aschgehalte ten hoogste 8 pCt., zandgehalte ten hoogste 02 pCt. Zoete Venkel, prima qualiteit, lengte van 90 pCt. der vruchtjes 4—lo mm., breedte minstens 1.5 mm., gewicht van 100 cm.3 ten hoogste 45 gram, gehalte aan vluchtige olie ten minste 2.5 pCt, aschgehalte en zandgehalte als van bittere Venkel. (Zie afbeeldingen inden Commentaar op de sde uitgave der Pharm., Deel 'II, blz. 629.) L. E. G. Nieuwe wegen voor de bereiding van opium-alkaloïden. Heil- und Qewürzpflanzen, Bd. XII, 1929, Blz. 57, bevat als mededeeling uit het chemisch laboratorium van het proefstation voor 'Geneeskruiden (Heilpflanzen-Versudhstation) in Cluj-Klaiusenburg (Roemenië) een artikel van Dr. Elemièr K oi p p, dat in meer dan één opzicht belangrijk is. Zoo treft reeds dadelijk de opmerking, dat daar te lande algemeen geoordeeld wordt, dat opi uitwinning onder Euroipeesche verhoudingen niet rendabel is. De oorzaken zijnde hooge arbeidsloonen, de duurte van den grond en nog andere factoren, die niet nader aangegeven worden, maar bijv. tot uitdrukking komen inde opbrengst per H.A., die in Europa gemiddeld 2—3 kg., in. Azië echter 6 kg. bedraagt. Hoe sterk de arbeidsloonen op de rentabiliteit moeten drukken, wordt duidelijk, wanneer men let op het aantal arbeidsuren, dat voor de productie van 1 kg. luohtdroog opium wordt gevergd, n.l. niet minder dan ongeveer 200. Het behoeft daarom niet te verwonderen, datSchr. de meening uitspreekt, dat slechts onder zeer bijzondere conjunctuur (bijv. oorlog, revolutie of misoogst door slecht© weersgesteldheid in andere productielanden en daarentegen tegelijkertijd gunstige omstandigheden, vooral ten opzichte van d© arbeidsloonen, in het land zelf) de productie daar loonend kan zijn. Men ziet hieruit, dat zelfs ten opzichte van zulk een belangrijk en onmisbaar cultuurproduct, dat inde geheele wereld gebruikt wordt, niet de cultuur-technische of chemische, maarde economische zijde van het vraagstuk de overheerschende factor is. Feitelijk is de moeilijkheid, die daar met het Opium ondervonden wordt, dezelfde, die zich hier te lande bij de geneeskruidencultuur in het algemeen voordoet. Het is ten opzichte van de levensvatbaarheid vaneen cultuur van geneeskruiden niet inde eerste plaats de vraag, of het ■product, wat qualiteit (incl. gehalte) betreft, kan concurreeren met buitenlandsche waar, maar hoe of de netto opbrengst van den grond, beplant met die gewassen, zich in geldswaarde verhoudt tot de opbrengst, wanneer er andere gewassen op geteeld worden. Het is wel een bewijs van de algemeene geldigheid van deze economische wet, dat in geheel verschillende landen met geheel andere producten en geheel andere omstandigheden toch het vraagstuk in wezen hetzelfde is. Het ligt voor de hand, dat onder voorlichting van het proefstation pogingen in het werk gesteld werden, om de cultuur meter

125