gelegenheid, om naar eigen inzicht practische verbeteringen aan te brengen, niet uitgesloten. Hilversum, December 1929. P■ VAN DER WiIELEb Referaten. Studiën over Fructus Foeniculi. Inde tweede aflevering van Heil- und Qewürzpflarizen, Jrg. XII, Blz. 41, publiceert Prof. De Qra a f f Utrecht, de resultaten vaneen onderzoek der handelssoorten van Venkel. Dit onderzoek werd verricht met het oog op het bij het Internationaal Congres voor Qeneeskruidkunde aanhangig gemaakte vraagstuk van het vaststellen van internationale normen voor simplicia. DeG r. is, zooals bekend een enthousiast voorstander van dit denkbeeld, inde verwezenlijking waarvan hö vooral voor den kweeker een zeer groot belang ziet. Ten einde het Congres in te lichten, op welke wijze zulk een normaliseering ware uitte voeren, werd door hem het artikel Fructus. Foeniculi in studie genomen, om dit als voorbeeld te doen dienen. Het resultaat ervan is in het aangegeven artikel neergelegd,. waarin inde eerste plaats de verschillende handelssoorten worden aangegeven, evenals de verschillende ondersoorten en variëteiten, die uit botanisch oogpunt moeten worden onderscheiden. Slechts – variëteiten, n.l. de var. vulgare en de var. dulce van de subspecies capillaceum van de Foeniculum vulgare, Miller, blijken voor de winning van Venkelvruchten beteekenis te hebben. De botanische aanduiding dezer stamplanten zou dus in haar geheel moeten luiden. Foeniculum vulgare, subsp. capillaceum, var. vulgare en var, dulce. De eerste variëteit levert de bittere Venkel,, waartoe ook de hier te lande en in Duitschland gekweekte behoort, welke gekenmerkt is door donker gekleurde, scherp en slechts zwak zoet smakende vruchten. De tweede levert de zoete Venkel, die meer m Zuidelijke landen, vooml. Frankrijk, Bulgarije en de Levant, gekweekt wordt. Ze heeft lichter gekleurde vruchten, die aangenaam: zoet en slechts weinig scherp smaken. Bij ons wordt het meest Duitsche, dus bittere. Venkel gebruikt, waarvan weder verschillende soorten en qualiteiten) inden handel onderscheiden worden, in het bijzonder de „Kammfenchel” en de „Strohfenchel”. In het artikel worden verder de eisohen voor het totale en het in zoutzuur onoplosbare aschgehalte nagegaan, evenals voor het gehalte aan vluchtige olie, terwijl als goed onderscheidingsmiddel der verschillende qualiteiten het gewicht per 100 cm.3 werd te baat genomen. Op grond vaneen en ander stelt De Or. voor. de Fructus Foeniculi aldus te omschrijven: De rijpe deelvruchtjes van Foeniculum capillaceum vulgare of dulce, lengte 3—15 mm., breedte tot mm., nagenoeg cylindrisch, min of meer gekromd: de vruchtjes zijn nu eens meer dan minder inde deelvruchtjes uiteen gevallen, veelal nog van den steel voorzien, kaal, bruin (bittere,,, of gee – achtig groen (zoete), inde dalen steeds iets donkerder gekleurd. Reuk sterk aromatisch, smaak zoetachtig (zoete) of zoetachtig zwak brandend (bittere). De eisohen, waaraan de beide soorten,

124