pa s j a, die opzettelijk voor dit doel naar Qenève gekomen was. bracht eerst in herinnering, dat het Egyptische volk voor den grooten oorlog het kwaad der verdoovende middelen bijna niet kende. Wel was hier en daar haschisch in gebruik, doch in kleine en onschuldige hoeveelheden. Eerst aan het einde en vooral na den oorlog leerde het Egyptische volk door den invoer van morphine en cocaïne uit Europa deze verdoovende middelen kennen en weldra bleek, dat er voor morphine en cocaïne en enkele jaren later vooral ook voor heroïne een voortreffelijk afzetgebied in Egypte bestond. Honderdtallen in Egypte wonende Europeanen brachten toen dit uit Europa ingevoerde vergif in handen der Egyptische bevolking, waartoe de omstandigheden bijdroegen, dat aanvankelijk de straffen op den ongeoorloofden verkoop van verdoovende middelen nog zeer laag waren. Eerst in 1925 werd de Egyptische regeering zich den omvang van het insluipende kwaad bewust, zoodat weldra een wet verzwaarde strafbepalingen bracht, die in 1928 nogmaals gewijzigd en verscherpt werden, nadat gebleken was, dat de verhoogde straffen van 1925 nog geen voldoende afschrikwekkende kracht hadden, want ondanks de ernstige strafverzwaring moesten n.l. in het jaar, dat daarop volgde, nog 5600 handelaars in morphine, cocaïne en heroïne strafrechterlijk worden vervolgd. Ook thans bevinden zich nog 2000 personen inde Egyptische gevangenissen wegens den verkoop van verdoovende middelen. Waar de verkoopers van deze vergiften aldus in duizendtallen aanwezig zijn, is het geen wonder, dat de toestand werkelijk erbarmeliik is 'ln Egypte, een land met 14 millioen inwoners, heeft men kunnen vaststellen, dat 500.000 personen verslaafd zijn aan verdoovende middelen. Het ergst is, zeide Russell Pasja, dat •deze verslaafden bij een zoo groot aantal zich natuurlijk niet alleen bevinden onder de kringen der rijken en der demi-mondaines, maar onder alle deelen der bevolking; zelfs tot inde boerendorpen was de ziekte doorgedrongen en maakte zij voortdurend nieuwe slachtoffers, zooals Russell Pasja gebleken was op zijn inspectiereizen ten plattelande. De gedelegeerde van Egypte deed daarom een dringend beroep op de Europeesche landen, die morphine, heroïne en cocaïne fabriceeren, om toch vooral strenge maatregelen tegen den uiivoer van verdoovende middelen te treffen, opdat Egypte nog niet meer onder deze kwaal zou .te lijden hebben. Vooral wendde Russell Pasja zich namens de Egyptische regeering tot Frankrijk en Zwitserland, welke beide landen blijkens de nasporing in Egypte naar de herkomst van het zoo gevaarlijke witte goed de grootste hoeveelheden vervaardigd en uitgevoerd hadden. Russell Pasja sprak nog over twee ontdekkingen van bijzonder omvangrijke gevallen van ongeoorloofden handel, waarbij een fabriek te Bazel. eer. te Zürioh en een te Mulhausen in Frank rijr. „e--trokkcr. waren. Russell Pa sj a erkende, dat de Zwitsersohe er Fransche politie in deze alle mogelijke hulp aan de Egyptische poli:te verleend had, toen de Egyptische politie eenmaal het strabat© te:t had ontdekt. Ook gaf hij toe, dat men er, vooral dank zij ■de medewerking der Fransche politie, in was geslaagd, medephc
111