dere zijde wordt aangevat. Na een uiteenzetting over de beteekenis van de studie der chromosomen voor het ertenikheidsviaag-
stuk van de reductiedeeling en van hetgeen geschiedt met die onderdeden van de eicel, zoowel bij bevruchting van de eikern dooreen spennakern van dezelfde soort, als door die vaneen andeie soort worden de resultaten medegedeeld,, waartoe het cytologisch onderzoek van Mentha piperita voerde. Ook op deze wijze bleek dat het een bastaard moest wezen en wel van de beide soorten M. aquatica en M. viridis, die ook reeds op andere gronden als de stamouders waren erkend. Nieuw is echter, dat .evens bleek dat M. viridis zelf ook een bastaard moet zijn en wc va M. sil vestris en M. rotundifolia, zoodat M. piperita volgens dit onderzoek moet opgevat worden als een tripelbastaard tusschen M. silvestris, M. rotundifolia en M. aquatica. Hiermede is ech ei afstamming van deze plant nog niet geheel opgehelderd, want tusschen den bastaardvorm M. viridis en M. aquatica bestaan niet één maar verscheidene hybriden, zoodat inden botamschen tuin te Berlijn-Dahlem een geleidelijke overgang was waar te nemen tusschen beide stamvormen. Schr. verklaart dit door aan te nemen, dat de verdeeling der vaderlijke en moederlijke chromosjmen bij de reductiedeeling niet gelijkelijk plaats vond, zooda eicellen ontstonden, die slechts zelden evenveel chromosomen van beide ouders hadden, maar inden regel van beide soorten een on gelijk aantal. Laat zich op deze wijze het groote aantal tusschenvormen theoretisch verklaren, niet verklaard wordt hierdoor hoe het komt, dat, hoewel M. piperita in cultuur steeds vegetatief door stekken wordt vermenigvuldigd, deze culturen toch verbasteren,, zoodat zij om de 2l tot 5 jaar geheel vernieuwd moeten worden. De verklaring, die door Schr. hiervan gegeven wordt, welke verklaring Ref. echter weinig aannemelijk voorkomt, is, dat met de vegetatieve nakomelingen verbasteren, doch dat inde cultuur eenig: rijp zaad ontstaat en dit het aanzien geeft aan minderwaardige nakomelingen. In ieder geval blijkt ook uit dit onderzoek, hoe ingewikkeld de afstamming van M. piperita is, zoodat deze slechts dan volledig verklaard genoemd raag worden, wanneer het gelukt, door opzettelijke kruising tusschen goed gedefinieerde vormen planten te verkrijgen, die geheel met de M. piperita overeenkomen Ook in deze richting heeft Schr. reeds proeven genomen m den tuin te Berlijn waarvan de resultaten echter nog met bekend zijn. Ongetwijfeld zijn die met belangstelling tegemoet te zien. L. L. U. Saccharine als reagens op eiwit in urine. Brengt men meen reageerbuis een hoeveelheid urine op een verzadigde waterige oplossing van saccharine. dan vormt zich, bijl aanwezigheid van eiwit, op de scheidingslaag een witte ring. Mucine, ureum en uraten, deze laatste althans in normale hoeveelheden, storen niet. C. Bose (Ind. Med. Gaz. door Pharm. Journ. 1929, 1, 471), van wien deze reactie afkomstig is, ontdekte deze eigenschap van saccharine, bij een proef, om melk met dit middel zoet te maken. De kleurlooze, reukelooze en niet bijtende saccharine-oplossmg is. beter geschikt, om mede te nemen, dan salpeterzuur of picrinezuur, V • i»
69