soortelijke refractie heeft dan het uitgangsproduct. Deze re fractie mag bij de methode volgens Robertson niet g\e-
bruikt worden, omdat men daar, naast de refractie van liet serum als zoodanig, die van de albuminen meet, nadat de globulinen door praecipitatie uit het serum verwijderd zijn. De breking van de albuminefractie wordt door de aanwezigheid van het ammonium sulfaat niet gewijzigd, waardoor de toename der breking per 1 pCt. albumine, volgens Robertsen en de spreidmethode berekend, gelijk is aan die van het gezuiverde albumine, dat slechts door dialyseeren verkregen is. Dat dit verschil in breking der globulinen niet gepaard gaat met een verschil inde grootte der spreiding, behoeft niet veel toelichting. Immers, de spreiding werd gemeten op VioN. zuurr men verkrijgt dan de maximale spreiding, die het eiwit kan geven en deze is, voor zoover thans bekend, onafhankelijk van de structuur. Het eiwit ligt als het ware in zijn aminozuren uiteengevallen op het vloeistofoppervlak. Meet men op minder zure vloeistoffen, b.v. op zwakke bufferconcentraties vaneen pih boven of beneden het iso-electrisohe punt, dan heeft toevoeging van zouten, reeds ineen concentiatie van t pCt., aanmerkelijken invloed op de grootte van het te meten oppervlak. In ’t algemeen heeft dehydratatie een vergrootingvan de spreiding ten gevolge. Bij de maximale spreiding op */10 n. zuur komen echter dergelijke invloeden niet in aanmerking. Als gevolg nu van het geconstateerde feit, dat bij de methode R o b er t s o n voor 1 pCt. globulinebreking niet 0,00229. maar gemiddeld 0,00156 moet worden aangenomen, zijnde volgens deze werkwijze verkregen globuline-waarden aanmerkelijk te laag, de albuminewaarden daarentegen in veel mindere mate te hoog, omdat, in plaats van met 0,00177, met een gemiddelde waarde van 0,00,192 gerekend moet worden. Ook bij het werken met deze nieuwe factoren zal men echter voor oogen moeten houden, dat de uitkomsten inde meeste gevallen slechts matig benaderend kunnen zijn, omdat deze factoren toch de gemiddelden zijn van sterk uiteenloopende waarden. , Ten slotte nog een enkel woord over de methode Naeg li-Rohrer. Zooals reeds besproken is, zijnde uitkomsten voor het percentage totaal eiwit juist; wat echter het percentage der afzonderlijke eiwitten betreft, kunnen ook hier al is het dan ook in mindere mate dan bij de methode R o b ei
14