«den. Gemiddeld is de fout 30 pCt, de uitersten bedragen 0 pCt. en 64 pCt. Dit waste verwachten, omdat reeds H o w e vond, dat bij 37 3 zoutconcentraties bestaan, die bij verhooging met 1 pCt. geen grootere hoeveelheid eiwit meer neerslaan. Deze concentraties bedragen 13,5—14,5, waarbij de euglobulinen, 16,4—17,4, waarbij bovendien de pseudoglobulinen en2222 pCt, waarbij het totaal aan globulinen wordt neergeslagen. Nu werkt Oud en da] bij een 18,4 pCt. zoutconcentratie en bovendien bij een lagere temperatuur, zoodat zijn waarden wellicht de som der pseudo- en euglobulinen benaderen en dus te laag moeten zijn. Zooals ik reeds terloops opmerkte, is de methode, die inde kliniek het meest in gebruik is, tot het quantitatief bepalen der globulinen en albuminen in het bloedserum, de refractometrische.4) Dat zij zich ondanks veel kritiek handhaaft, dankt zij zonder twijfel, naast haar eenvoudige techniek, aan het feit, dat men met betrekkelijk weinig serum (2 cm.3) toekomt, wat natuurlijk voor serieonderzoek eerste vereischte is. Men gaat bij deze methode als volgt te werk: Aan00,1 cm.3 serum wordt ineen klein buisje een gelijke hoeveelheid verzadigde ammoniumsulfaat-oplossing toegevoegd, dit buisje dichtgesmolten, omgeschud en de neergeslagen globulinen uitgecentrifugeerd. Van de heldere bovenstaande vloeistof, die dan nog de albuminen en de serumzouten bevat. bepaalt men de refractie. Bij de oorspronkelijke methode wordt het centrifugaat nog eerst met een gelijk volumen water verdund en van deze verdunning vervolgens de refractie bepaald. Bij gebruik vaneen Pulfrich refractometer is dit echter overbodig. Aan een tweede hoeveelheid serum wordt ineen dito buisje een gelijke hoeveelheid V*» N. azijnzuur toegevoegd, ook dit buisje dichtgesmolten en de vloeistof 5 minuten in kokend water verhit. Hierdoor praecipiteert men practisch alle eiwit, centrifugeert en bepaalt ook hier van de bovenstaande vloeistof, die dus de „niet-eiwitten” bevat, de refractie. ') Reiss, Erg. d. inn. Med. u. Kinderhlk. 10, 532, 1913. Rei s s, Refraktometrische Blutuntersuchungen, Lfg. 106, Abt. IV, Teil 3, 299 in Abderhalden, Handbuch der biologischen Arbeitsmethoden. Robertson, T. Braülsf o r d, J. of Biol. Chem. 8, 441, 1910, 11, 179, 1912, 13, 325, (1912—13) 22, 233, 1915.

5