de samenstelling op zich nam, alle eer heeft en waarop ze met voldoening terug mag zien. Over inhoud en samenstelling van dit boek, dat in alle Nederlandsche apotheken aanwezig is, behoeft niet veel gezegd te worden. De bruikbaarheid moet uiteen dagelijksche praktijk blijken. De uitvoering van het werk is onberispelijk. V. D. W. Ingezonden Uranylzinkacetaat als reagens voor natrium. In het Plhiarm. Weekbl., bl. 1029, is een referaat opigenomen van een publicatie van E. R. Caley1), welke laatste voorstelt, om uranyl-cobaltacetaat als algemeen reagens op natrium te gebruiken. Referent merkt daarbij oip, dat uranylzinkacetaat wel is waar een zeer gevoelig reagens op natrium is, doch onbruikbaar wordt, wanneer middelmatige hoeveelheden kalium aanwezig zijn. „Voor qualitatief onderzoek is het derhalve minder geschikt”. Deze laatste uitlating kan gemakkelijk tot misverstand aanleiding geven. Ineen samenvattend overzicht2) over de toepassing van het uranylzinkacetaat als reagens voor het aantoonen en de quantitatieve bepaling van natrium is er op gewezen, dat dit reagens juist buitengewoon geschikt is, om natrium o.a. in zink-, lood-, koper-, kwik-, cadmium-, ijzer-, calcium- en magnesium-verbindingen eenvoudig en gevoelig aan te toonen. Wanneer geen storende aniouen aanwezig zijn, kan men met uranylzinkacetaat binnen enkele minuten de aanwezigheid van 0.01 pCt. natrium (soms zelfs nog minder) in het preparaat vaststellen. Door vaneen kleinere hoeveelheid zout uitte gaan, dan inde genoemde publicatie is beschreven, heeft men het in zijn hand., de gevoeligheid te veranderen tot de grens, welke men wil toestaan. Schudt men b.v. 1 g. zinksulfaat met 5 cm.3 uranylzinkacetaat, tot de kristallen zijn opgelost, dan kan men na 10 minuten staan nog 0.002 pCt. natrium aantoonen. Herhaalt men de proef, door uitte gaan van 100 mg. zinkzout, dan kan men nog 0.02 pCt. natrium aantoonen, enz. Het uranylzinkacetaat is dus zeer geschikt als qualitatief reagens bij het onderzoek van verschillende pharmacopeepreparaten op de aanwezigheid van natrium, en heeft bovendien dit groote voordeel, dat men er op eenvoudige manier en in zeer korten tijd zelfs sporen natrium quantitatief mee kan bepalen. Daartegenover staat dat groote hoeveelheden kalium storen door de vorming van het kaliumtripelacetaat. Wanneer de oplossing meer dan 5 pCt. kalium bevat, scheidt het tripelzout zich binnen 15 minuten staan af. Inde qualitatief-analytlsche praxis zal het echter zelden voorkomen, dat men met dergelijke geconcentreerde kaliumzoutoplossingen werkt. Bovendien kan men ') ,1. Am. Chern. Soc. 51, 1965 (1929). 2) Chem. Weekbl. 26, 294 (1929).
1207