weinig uiteen; grooter verschillen waren er inde basische acriflavines. Het asdhgehalte van sommige soorten was belangrijk te hoog en er zijn kleurverschillen. Deze zijn te wijten aan den fijnheidsgraad van het poeder.

Door ref. wordt de aandacht op dit artikel gevestigd, omdat de genoemde acridinederivaten belangrijke en veel voorkomende geneesmiddelen geworden zijn, zoodat het gewenscht is, dat men bij eventueel noodige identificatie of zuiverheidsonderzoek gegevens hiertoe ter beschikking heeft. Zw. Australische Sandelclie. Door P er r o t werd reeds aangetoond, dat de olie uit het Australische sandelhout, van Santalum spicatum afkomstig, therapeutisch gelijk staat aan de olie van Santalum album en beter verdragen wordt door de patiënten. E. Swallow komt dit thans bevestigen (J. Am. Pk. Ass. 1929, 684) en toont aan, dat het santalolgehalte regelmatig tusschen 92.5 en 96 procent ligt, dus dat in dit opzicht de olie voldoet aan de eischen der pharmaoopeeën. Zw. Minder bekende bestanddeelen van medicinale levertraan. Door A. E, Briod, R. van Win k le, A. E. Jur is ten W. G. Christin nsen werd een onderzoek ingesteld op goede, stearinevrije levertraan van New-Foundland naar minder algemeen bekende eigenschappen. Het gehalte aan onverzeepbare stol bedroeg 0.88 procent, het schijnbare acetylgetal 11.1, bet ware acetylgetal 8.7, bepaald volgens Lewkowitsch; dit is een maat voor de OH-groepen van de vrije alkoholen, oxyzuren en en diglyceriden. De oxyvetzuren werden bepaald volgens F abri on, het gehalte bedroeg 0.50 procent. De oxydatiewaarde, d.i. het aantal mg. zuurstof, noodig om dein water oplosbare stof uit 100 g. olie te oxydeeren, werd bepaald volgens Kerr (1918). Deze waarde was hoog, n.l. van 12—18 in 4 monsters. De schr. wijten dit aan het voorkomen vaneen aldehyde-achtig lichaam inde traan. Van de reacties op peroxyden bleken een aantal onbruikbaar. De schr. pasten de volgende proef toe. Ongeveer 10 cm.3 traan werd Aïeschud met een gelijk volumen absoluten alkohol. Ineen andere buis werden gemengd 5 cm.’ van 0.5 proc. opl. van guajac in ahsoluten alkohol en 5 cm.3 van 0.1 proc. haemoglobineopl. in water, beide versch bereid. Hierbijl werd gevoegd 5 cm.3 van het alkoholisch extract. De blauwe kleur, die zich in eenige minuten ontwikkelt, is een maat voor het gehalte aan peroxyde. De traan geeft in den regel een blauwe kleur, die snel toeneemt bij blootstelling aan de lucht. Het ijzer gehalte werd irrde asch colorimetrisch bepaald met thio.glycolzuur volgens Ly ons (1927). Het bedroeg in 4. monsters resp. 1.3. 3.4, 3.9 en 4.7 dln. op 10 millioen deplen levertraan. Het zwavelgehalte werd bepaald volgens een methode, die berust op verzeepen en daarna verassdhen met kopernitraat en wegen als Ba SO,. Het bedroeg in ruwe traan gein. 0.06 procent, in stcarinevrije traan van 0.09 tot 0.13 procent. Dit verschil zit echter niet •inde hoogere concentratie, die ontstaat door verwijdering, der vaste bestanddeelen. In het laboratorium was de toename daar-

1154