Een bruinachtig rood, reukeloos, kristallijn poeder, oplosbaar in ongeveer 3 dln. water en in alkohol, nagenoeg onoplosbaar in aether, chloroform, vloeibare paraffine, vette en vluchtige oliën. De oplossingen zijn donkerrood en fluoresceeren bij verdunning, de oplossing in water (1 = 250) is duidelijk zuur, gemeten tegen de waterstofelectrode. Worden bij eene ooi. in water, die juist voldoende verdund is, om te fluoresceeren, een paar druppels zoutzuur gevoegd, dan verdwijnt de fluorescentie, ze komt gedeeltelijk terug bijl verdere verdunning. Worden bij 1 cm.3 vaneen opl. 1 = 250 gevoegd 2 druppels zwavelzuur, dan ontstaat een oranje-rood kristallijn neerslag. De opl. in water (1 = 5) geeft met een gelijk volumen verzadigde natriumbicarbonaat oplossing een duidelijke opbruising (onder-- scheid van acfiflavincbase). 10 cm.3 oplossing (1 = 250) mogen met 1 cm.3 formaline geen precipitaat geven, evenmin met I cm.* verdund zoutzuur en 1 cm.3 baryumchloride (onderscheid van proflavine). Acriflavine mag geen reactie geven op arsenicum. Bij drogen boven zwavelzuur in vacuo mag het gewichtsverlies niet grooter zijn dan 7 procent, het aschgehalte van de gedroogde stof mag niet boven 1 procent zijn. Wordt 1 g. gedroogde stof opgelost in 250 cm.3 warm water en het mengsel ineen Goochkroes gefiltreerd, en uitgewasschen met heet water, dan mag de eventueel aanwezige onoplosbare stof niet meer dan 0,5 proc. bedragen. Het stikstofgehalte volgens Kj e 1 da h 1 mag niet minder dan 13.7, niet meer dan 14.3 procent bedragen, berekend op de droge stof. Het chloorgehalte moet overeenkomen met het gevonden stikstofgehalte X I.GBB (2 Cl : 3N) plus of min 1 procent Het wordt bepaald door 0250 g. stof op te lossen in 10 cm.3 water, 10 cm.3 zilvemitraat toe te voegen (l = 20) en 10 om.3 zwavelzuur, daarna 2 g. gepoederd permanganaat bij gedeelten. Verwarm 30 minuten op een waterbad, ontkleur met waterstofperoxyde, en weeg het zilverchloride. Het zoutzuurgehalte mag niet minder dan 12.0 en niet meer dan 12.5 procent bedragen, getitreerd ineen oplossing van 0.500 g. stof in 100 cm.3 water met 0.1 N. loog tegen de waterstofelectrode. Opmerking: Drogen bij 100° is ontoelaatbaar wegens zoutzuurverlies. Acriflavinebase. Een bruinachtig rood, reukeloos, korrelig poeder, oplosbaar in ongeveer 3 dln. water, onvolledig in alkohol, nagenoeg onoplosbaar in aether, chloroform en vette oliën. De identificatie en het zuiverheidsonderzoek verloopen als bij het vorig preparaat, alleen mag geen CO2 ontwikkeld worden met bicarbonaat. Het aschgehalte wordt bepaald als sulfaatasch en mag niet meer bedragen dan 3.5 procent, berekend als Na Cl, inde gedroogde stof. Het drogen mag bij 100° geschieden, het verlies mag niet grooter zijn dan 7 procent. Het stikstofgehalte moet liggen tusschen 15.5 en 16.3 procent, het chloorgehalte mag niet minder zijn dan N X 0.844 procent en niet meer dan N X 0.844 plus 3 procent.
De verschillende handelssoorten zoutzure acriflavine liepetr
1153