feit, dat de eigen pokstof nooit een konijn heeft gepasseerd en die van Bern wel. Deze opvatting, hoewel niet als vaststaand bewijs aangevoerd, wordt hier te lande als een overwonnen standpunt beschouwd. De schrijver roemt verder de bijzonder serieuze controle. Elk pokstof leverend kalf wordt door den officieelen médicinvétérinaire inspecteur des abattoirs gecontroleerd. Elke partij pokstof wordt in het „laboratoire de bactériologie du service sanitaire du canton” onderzocht, het klinische onderzoek op kinderen heeft geregeld plaats inde daarvoor aangewezen universiteits-polikliniek te Lausanne. Wanneer een partij niet in alle opzichten mocht voldoen aan klinische en bacteriologische eischen, wordt zij vernietigd. In één woord, aldus schrijft de geneeskundige medewerker: alles wijst er op, dat de waarborgen daar grooter zijn dan bij ons. De vergelijking, die daarop volgt tusschen de Zwitsersche en Engelsche controle met de wijze, waarop ze hier te lande onder de Serum- en Vaccin-wet plaats vindt, kunnen wij achterwege laten, om meer aandacht te schenken aan de proeven, die te Leiden werden genomen door Prof. Gorter, den geestelijken vader van de konijnentheorie, die als lid der encephalitis-commissie en met medewerking en medeweten van die commissie bij z.g. oorspronkelijke koepokken materiaal verzamelt en voor de bereiding van koepokstof gebruikt. Deze Leidsche koepokstof is ter beschikking gesteld van de gemeentelijke geneeskundige diensten o.a. te Utrecht en van kinderartsen, em uit de aldus verkregen gegevens blijkt, dat deze over het algemeen mooie, regelmatige, niet te sterke en niet te zwakke reacties geeft, „net als vroeger”. Ook van deze koepokstof wordt medegedeeld, dat bij de toepassing daarvan nog geen enkel encephalitisgeval is voorgekomen, maarde schrijver acht 'het getal vaccinaties, dat met deze stof is verricht, nog te gering, om een oordeel te vellen. Hij vindt echter, dat onder deze omstandigheden, nu men met het Leidsche vaccin bezig is, de tijd nog niet gekomen was, om weer een proef met een buitenlandsche koepokstof te nemen. Klaarblijkelijk wordt deze meening echter niet door anderen gedeeld, en is thans de proefneming met vaccin uit Lausanne in vollen gang. Belangrijk is echter uit dit artikel van dezen geneeskundigen medewerker, wat hij schrijft over de distributie van het koepokvaccin door de apotheken. Het Zwitsersche koepokvaccin van het Institut vaccinogène de Lausanne wordt zoowel in ons land als in Zwitserland, Frankrijk en andere landen gedistribueerd door de apothekers. De apothekervertegenwoordiger van dit Instituut heeft thans reeds in 36 der voornaamste plaatsen van ons land apothekers aangesteld als plaatselijke vertegenwoordigers, die de verplichting hebben, alle apothekers ter plaatse of in hunne omgeving op aanvrage dit vaccin te verstrekken. De medici kunnen dus het vaccin zoowel van den plaatselijken vertegenwoordiger als van den apotheker» van wien zij regelmatig geneesmiddelen ontvangen, betrekken.

1013