wezig zal zijn en de overeenkomstige correctie op de 'gevonden waarden voor soort, gewicht, refractie en ontmengingsgrens aanbrengen. In die niet gecontroleerde onderstelling omtrent het acetongehalte krijgt men dan een uitkomst voor het alkoholgehalte en het kamfergehalte bij elk der drie combinaties van twee der physische grootheden. Zooals reeds in den aanvang is opgemerkt, kan men zich dan grooter zekerheid verschaffen, door twee of meerder combinaties ter bepaling der beide onbekenden te gebruiken. Het is ook mogelijk, bij benadering te controleeren, dat het gehalte van 0,5 pCt. aceton in het oplosmiddel aanwezig zal zijn, door de grens te bepalen, waarbij de qualitatieve reactie op aceton nog slaagt. Daartoe zijnde beide volgende reacties bruikbaar. 1. Jodoformreactie: Verdun 1 cm.3 kamferspiritus met 10 cm.3 ammonia, filtreer en voeg bij het tot koken verwarmde filtraat 1 cm.3 1110 N. jodium (niet meer! anders blijft er te veel zwart joodstikstof). Na bekoeling treedt bij aanwezigheid van 0,5—0,25 pCt. aceton vrij veel jodoform op van zuiver gele kleur; bij aanwezigheid van 0,1—0,02 pCt, aceton treedt minder jodoform op, die aanvankelijk oranje van kleur is en bij staan onder de ammoniakale vloeistof gaandeweg lichter van kleur wordt, terwijl bij 0,01 pCt. aceton en minder geen jodoform zichtbaar wordt na het verdwijnen van. het zwarte joodstikstof. 2. Vanillinereactie: Wanneer 1 cm.3 kamferspiritus met 10 cm.3 water wordt verdund en de kamfer afgefiltreerd, aan het fikraat pl.m. 10 mg. vanilline wordt toegevoegd en orageschud, een stukje kali van 1 a I'V2 g. wordt bijgevoegd en nu in rust gelaten, dan vertoont zich bij kamertemperatuur na eenige uren staan bij aanwezigheid van 0,5 pCt. aceton een roodbruine ring en bij aanwezigheid van 0,05 pCt. nog een zwakke geelbruine ring. Het is niet te ontkennen, dat het onderzoek der Ph. bij kamferspiritus onvolledig is ten aanzien van het acetongehalte. Zooals boven reeds is uiteengezet, laat de Ph. door hare eischen zoowel acetonvrijen als acetonhoudenden kamferspiritus toe. In het voorschrift der Ph., dat niet als wette-Üjk bindend wordt beschouwd, wordt wel is waar 0,5 pCt. aceton in het oplosmiddel aangegeven, maar bij het onderzoek wordt dit gehalte niet gecontroleerd. Hoewel de grenscijfers bij het onderzoek zoowel zijn aangepast aan acetonl-

1006