den bast der Cinchona succirubra. Inden regel werden de alkaloïden bereid,, door den bast met zuur water uitte trekken en de alkaloïden met behulp van soda neer te slaan. De samenstelling van den „rooden bast’’ is niet van dien aard, dat er met voordeel kinine of kristallijne alkaloïden in het algemeen uit kunnen worden be-

reid, zoodat men overging tot het bereiden van het alkaloïdenmengsel, dat ook bij de bestrijding van malaria goede diensten bewees. Febrifuge is nu een vijftigtal jaren bekend en is altijd beschouwd als een bijproduct van de kininefabricatie en als een product van den rooden bast, die in vroeger dagen op de gouvernements-ondemerningen werd gekweekt. De gemiddelde samenstelling van den stambast, inde kinaplantage van het gouvernement gekweekt, was tusschen 1884 en 1897: Kinine 17,6; cinchonidine 43,4: kinidine sporen; cinchonine 29,4; ■amorfe alkaloïden 9,6 pCt. Van deze grondstof was het mogelijk, een praeparaat te verkrijgen, dat rond 10 pCt. kinine, 40 pCt. cinchonidine, sporen kinidine, 32 pCt. cinchonine, 10 pCt. amorfe alkaloïden en 8 pCt. vocht, asch en in zuur onoplosbare stoffen bevatte. Maarde samenstelling van verschillende soorten febrifuge was nooit constant, gevolg van het feit, dat het product werd gemaakt van tak-, stam- en wortelbast en van bccmen van verschillenden ouderdom. Bovenstaande opgaven verschillen echter niet van beteekenis van die van de gemiddelde samenstelling van het quinetum, op Java bereid en onderzocht door Dr. de Vrij en Prof. Oudemans, maar wel liepen ook de uitkomsten der analyses van verschillende monsters quinetum sterk uiteen. Het belangrijkste feit met betrekking tot de samenstelling van den rooden kinabast is, dat het gehalte aan cinchonine en cinchonidine in hooge mate overweegt. De Engelsche Pharmacopee eischt een gehalte aan totaal-alkaloiden van 5 tot 6 pCt., waarvan ten minste de helft uit cinchonidine en kinine moet bestaan. Zoolang febrifuge gemaakt wordt uit rooden kinabast, zou men het praeparaat kunnen omschrijven als „een mengsel van de natuurlijke alkaloïden van den (rooden) kinabast, waarvan ten minste de helft uit cinchonidine en cinchonine bestaat”. Dr. De V r ij was de eerste, die de fabriekmatige bereiding van quinetum bepleitte, maar men vertelde, dat de bereiding verlies opleverde en spoedig is deze dan ook verwaatloosd. Het doel der Nederlandsche cultuur onder VanOorkomen Moiens was, om zooveel moge lijk kinine te produceeren; hiervan is de therapeutsche werking aan geen twijfel onderhevig en de fabriekmatige bereiding betrekkelijk eenvoudig, terwijl de controle op de zuiverheid van het fabrieksproduct geen overgroote moeilijkheden met zich brengt. (Zie Cinchona in Java 1872 to 1907, by K. W. va nQor ko m; Agricultural Ledger, no. 4, of 1911, afzonderlijk als brochure verschenen; Dr. K. W. vanOorkom: Scheikundige bijdragen tot de kennis der Java-kina, 1872—1907, Amsterdam J. H. de Bussy, 1908, ref. Pharm. Wkbld. 1908, 637). De zelfde politiek werd nagestreefd inde Britsch-Indische Kinaplantage, waar de cultuur van de boomen met kininerijken bast meer en meer die van de roode kinaboomen verdrong. Het gevolg

794