"Voor de verzekering van arbeiders in dienst vaneen bepaalde onderneming (fabriek) kan een afdeelingskas worden gevormd. De bedrijfsvereeniging moet zekerheid stellen voor de nakoming harer verplichtingen, zij moet alle werkgevers, die voldoen aan de statuaire eischen, toelaten, eendoor den minister goed te keuren ziektereglernent vast stellen, een kaartregister aanleggen van de aangesloten werkgevers en een scheidsgerecht instellen, dat in hooger beroep uitspraak doet over beslissingen van het Bestuur inzake aanspraak op ziekengeld. Na deze besprekingen van de algemeene bepalingen der wet, de regeling van premie en uitkeeringen, de inrichting van ziekenfondsen van bedrijfsvereenigingen, verdient nog de instelling van het fonds voor prophylaxe en geneeskundige behandeling onze aandacht. Het voorkomen van ziekte staat hierbij op den voorgrond, maar inde wet wordt ook gesproken van het nemen of bevorderen van maatregelen, welke de geneeskundige behandeling ten goeds komen* Hiertoe behoort dus het oprichten van ziekenhuizen, sanatoria, het instellen van inrichtingen voor speciale behandelingen, orthopaedie, hoogtezon, enz. Voor het eerste gedeelte, het voorkomen van ziekte, moet door de Raden van Arbeid en de bedrijfsvereenigingen jaarlijks een door de Kroon vastgesteld bedrag worden opgebracht, dat maximaal V4 per duizend van het verzekeringsplichtig loon mag bedragen. Het tweede gedeelte, voor geneeskundige behandeling tijdens ziekte, zal echter veel grootere bijdragen vorderen, welke waarschijnlijk uitsluitend ten laste der werkgevers komen. Zij wordt geschat op 6 millioen gulden per jaar en hierover wordt bepaald, dat de Raden van Arbeid en de Bedrijfsvereenigingen een bijdrage van 4 per duizend moeten storten van het loon, dat in het afgeloopen jaar van de premiebetaling is in rekening gebracht. De wet zegt verder, dat deze gelden volgens door de Kroon te stellen regelen, zullen worden aangewend ten behoeve van de krachtens de Ziektewet verzekerden, die ingeschreven zijn bij een overeenkomstig de Ziekenfondswet toegelaten ziekenfonds, of die het aannemelijk maken, dat het hun onmogelijk wast, zich bij een zoodanig fonds te doen inschrijven'. Door deze bepalingen betreffende het prophylaxe-fonds en het fonds voor geneeskundige behandeling is dus reeds inde Ziektewet gezorgd, dat een belangrijke werkgeversbijdrage zal worden gegeven in het belang van de ziekenfondsen, die in eene komende Ziekenfondswet zullen worden toegelaten. *) Bij Koninklijk Besluit van 29 Juni 1929 is thans bepaald, dat deze Ziektewet in werking treedt op 1 Augustus 1929 met uitzondering van de artt. 21, 48, 78,, 79 en 124, terwijl verder bepaald is, dat de artikelen 21, 78 en 79 in werking zullen treden op 1 Maart 1930. Hierdoor is het niet mogelijk, dat deze wet een zelfde lot ondergaat als de wet-T alma, die wel werd aangenomen, maar nimmer dn werking is getreden. De artikelen 21, 78 en 79 betreffen de ver-

784