Ook vond men de wet niet meer in overeenstemming met de algemeen geldende inzichten over deze materie en werd het wenischelijk geacht, het advies van den Hoogen Raad van Arbeid en van vertegenwoordigers der voornaamste werkgevers- en arbeidersorganisaties in te winnen. Zoo kwam o.a. het plan Post h uma-Kupers tot stand, waarbij voorgesteld werd, dat de werkgevers, aan wie de verplichting tot uitbetaling van ziekengeld aan zieke arbeiders opgelegd wordt, garantie zouden kunnen stellen voor deze geldelijke verzekering, door zich aan te sluiten bij een door de Kroon erkende vereeniging. Nadat nog een ontwerp van Minister Aalberse werd ingediend, dat nooit in behandeling is genomen, werd de zaak weder ter hand genomen door den thans afgetreden Minister Prof. Dr. J. K. Jotemakerdeßruine, wiens belangrijk gewijzigd wetsontwerp thans de instemming mocht verwerven van onze Statenueneraal, De wet beoogt, een verplichte verzekering te scheppen voor alle arbeiders, in dienst vaneen onderneming werkzaam, eene verzekering van loonderving als gevolg van ziekte. Het verschaffen van geneeskundige verzorging valt, met uitzondering van zorg voor gehuwde kraamvrouwen, buiten deze wet. Het wetsontwerp, dat het vraagstuk der geneeskundige verzorging zal regelen, de Ziekenfondswet, is reeds sinds 3 Augustus 1920 bij de Tweede Kamer aanhangig. Deze verplichte verzekering blijft echter beperkt tot arbeiders in dienst vaneen onderneming, wier loon minder dan f. 3000 – per laar bedraagt. Een gevolg hiervan zal wel moeten zijn, dat in die ziekenfondsen, ook voor ongehuwden, de wel standsgrens tot f. 3000- zal moeten worden verhoogd, want bij de „erkenning’’ vaneen ziekenfonds zal wel gevorderd worden, dat dit ieder verzekeringsplichtige als lid moet kunnen inschrijven. Huispersoneel en personen, die voor persoonlijke diensten werkzaam zijn, vallen buiten de ziektewet, omdat een onderneming een bedrijf is, dat met winstoogmerk wordt uitgeoefend. Ook de definitie „arbeider of „werknemer ’ is van belang, om t© weten, wie verzekeringsplichtig zijn. Arbeider is ieder, die „in dienst is’ vaneen onderneming. Het begrip „in dienst zijn ’ is, in overeenstemming met de wet opi de arbeidsovereenkomst, thans wel burgerrechtelijk vast te stellen, maar moet voor elk geval afzonderlijk worden nagegaan. Zoo kan het voor ons van belang zijn, te weten, dat de accountant, die onz© boeken verifieert, de architect, welke toezicht houdt op een verbouwing, inden zin van het Burgerlijk Wetboek, niet „in dienst” zijn vaneen ander. Zoo kan zich ook de vraag voordoen, of de adsistent, die thuis voor een of meer apothekers ziekenfondsrekeningen uitschrijft, recepten berekent, „in dienst” van die apothekers is, of geacht wordt, een zelfstandig bedrijf uitte oefenen. Het tweede element bij de bepaling van het begrip „arbeider” is de omschrijving, wat nu volgens de Ziektewet eene „onderneming” is.
777