soher standpunt of het product, dat afgeleverd wordt, al of niet voldoet. Wanneer tegenwoordig goede adsistenten afgeleverd worden, acht spreker geen reden aanwezig om de eischen voor het examen te gaan verzwaren. Een 5 jaren geleden is ook over déze kwestie gesproken en werd gezegd, dat van regeeringswege wel geen steun te verwachten zou zijn om de exameneischen op te voeren. , Noord-Brabant (de heer v.d. Dries) constateert, dat het voorstel van ’s-Qravenhage den wensch tot uiting brengt van opvoering der exameneischen, doch verder het prae-advies lezend, blijkt dat men tot afschaffing van den adsistent, zooals wij dien momenteel kennen, wil worden overgegaan. Spreker acht geen termen aanwezig om hiertoe te besluiten. Dan zouden er, practisoh gesprokengeen adsistenten meer zijn, want die jongelui zouden dan gaan studeeren voor apotheker. Meent men, dat er dan niemand anders inde apotheken werkzaam zou zijn? Voor een goed deel zullen zij dan vervangen worden door knechts en dergelijke hulp. Ik geloof, dat dit eer een nadeel dan een voordeel zou zijn uit het oogpunt van de belangen der volksgezondheid. De toevloed van leerlingen is zeer groot en wij zouden rustig kunnen trachten het peil te verhoogen door het M.U.L.O. diploma te eischen. Spreker heeft hiermede het amendement van Noord-Brabant verdedigd. Spreker zegt er niets voor te gevoelen om te komen tot een toestand, waarbij een knecht, die een practische ervaring heeft gekregen, inde apotheek komt te staan. Utrecht (de heer Van Zanten) merkt op, dat indertijd op de vergadering van adviseurs gezegd is, dat de regeering wel niet geneigd zou zijn om de eischen voor het examen te verzwaren, maar spreker is van oordeel, dat die verzwaring zou vallen binnen de bevoegdheid van de examencommissie. De Commissie heeft een programma samengesteld, dat gebleken is goed te zijn. Ik zou slechts een kleine verhooging van eischen voor het practische gedeelte van het examen ingevoerd willen zien en de bevoegdheid van de examencommissies om eventueel niet-geslaagden voor langeren termijn af te wijzen. Rotterdam (de heer Van Qorcum) zou vóór het amendement van Noord-Brabant zijn. indien het alleen gold de vrouwelijke adsistenten, doch meent, dat ten opzichte der mannelijke adsistenten op deze wijze de pas niet behoort te worden afgesneden. Pref. Vander Wielen als Voorzitter van de Examencommissie te Amsterdam antwoordt Utrecht, dat herhaaldelijk gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheid der Commissie om een candidaat b.v. voor 12 maanden af te wijzen. De adsistent, die voor apotheker wil studeeren kan voorts gebruik maken van het recht, door het Academisoh Statuut aan 30 jarigen verleend, om te gaan studeeren op grond van voldoende ontwikkeling. Daardoor bestaat een volkomen afsluiting niet. Dr. Coebergh schetst den toestand in Zwitserland, waar men de opleiding kent van de hulp inde apotheek, „aide-pharmacien”, ingesteld door gebrek aan adsistenten. Hierdoor is de mogelijkhe-d
733