opleiding van adsistent via den cursus plaats vindt, vermindert de feeflame van het aantal leerlingen sterk. Spreker deelt mede, dat

thans in Amsterdam slechts 11 leerlingen zich aanmelden en trekt spreker de conclusie, dat zulks eveneens in andere groote steden het'geval zal zijn. Spreker wenscht naar voren te brengen, dat tal van lager ontwikkelde krachten juist de zeer goede krachten voor onze apotheken vormen. Volgens het oordeel van verschillende examencommissies is in verhouding het aantal geslaagden zonder vrijstellingsdiploma van het Lager Onderwijs niet veel minder dan dat der geslaagden, welke een betere voorontwikkeling 'hebben gehad. Amsterdam meent, dat niet gestreeft moet worden naar verhooging van het peil van ontwikkeling. Bij den gewonen gang van zaken laat het zich aanzien, dat de toevloed van adsistenten gaandeweg zal minderen en bovendien wordt het als een onbillijkheid gevoeld diegenen uitte sluiten van het beroep van adsistent, die zeer goede krachten voor de apotheek opleveren. De Voorzitter meent een toelichting te moeten laten volgen en zegt. dat het niet zoo zeer het standpunt van het Departement ’s-Gravehhage is een zwaardere vooropleiding te verlangen van hen, die adsistent moeten worden, dan wel dat men wenscht te breken met een toestand, waarbij een groep werkkrachten wordt verkregen, voor wie de pas is afgesneden om later een zelfstandige positie te gaan innemen'. Het is daarom, dat een proef van 5 jaren wordt voorgesteld en het einddiplomai H. B. S. gevorderd wordt voor den adsistent, opdat hij inde gelegenheid wordt gesteld ook apotheker te worden. Haarlem (de heer Koster) heeft de opdracht om de aanneming van dit voorstel ernstig te ontraden, op ongeveer gelijke gronden als door den heer F H edt Kok is uiteengezet en met het oog op de dan onherroepelijk te verhoogen salarissen voor dergelijk goed onderlegde adsistenten. Sprekers meening is, dat dan een toename van onbevoegde 'hulp te verwachten is inde apotheken. Utrecht (de heer Berents) is eveneens tegen het voorstel, daar dan zeer zeker een greep van ontevredenen gekweekt zou worden. Rotterdam (de heer Van Qorcum): In het voorstel van het Departement 's-Qravenlhage schuilt naar de meening van het Departement Rotterdam, een adder onder het gras. Wanneer aanvankelijk een periode van 5 jaren wordt vastgesteld, moeten wij bedenken, dat het waarschijnlijk voor altijd zal zijn. Dan stellen wij eigenlijk voor het afschaffen van den Adsistentenstand. Spreker haalt in dit verband aan de toestanden in Duitschland en Frankrijk. Het is Rotterdam niet gebleken, dat het aantal adsistenten zoo schrikbarend mindert en hij gaat niet mede met hetgeen de heer Fi 1e d t Kok zeide. Het komt spreker voor. dat wij niet een regeling, die vanaf 1879 bestaan heeft, overboord moeten gooien en verklaart zich tegen het voorstel van het Departement 's-Gravenhage. Limburg (de heer Van Wersch) verklaart zich tegen het voorstel van ’s-Gravenlhage. Spreker stelt zich op het veel practi-

732