2 voorstanders. Steeds zijn wij tot overeenstemming gekomen en niet één geval deed zich voor, dat niet tot eene oplossing is gebracht. De bezwaren van den heer Va*n Zanten kunnen dus vervallen. Wij gaan uit van de gedachte, dat wij vóór het voeren van behoorlijke reclame zijn, dus moeten er geen absolute tegenstanders inzitten. De Voorzitter: Dit voorstel is dus aangenomen en stel ik de vraag, of alle candidaturen aanvaard worden. Deze worden door de 4 aanwezige candidaten aanvaard, terwijl' aan den heer Lansberg dit sclhriftelijk gevraagd zal worden.. (Applaus). Van het Departement ’s-Gravenhage. Eerste voorstel. De Algemeene Vergadering besluite artikel 66, 2e alinea, vair het Huishoudelijk Reglement als volgt te wijzigen: Llke drie jaar treden alle leden der commissie af; twee van hen, bij rooster aangewezen, zijn dan herkiesbaar; het derde lid niet. Voor elke vacature, waarin ter algemeene vergadering moet worden voorzien als thans is geregeld. Bij aanneming van dit voorstel besluite de Algemeene Vergadering. hieraan terugwerkende kracht toe te kennen en in 1929 en 1930 geen leden der Commissie te doen aftreden. Indien, zooals verwacht mag worden, een voorstel wordt ingediend tot wijziging van Statuten en huishoudelijk reglement, kan dit voorstel als amendement bij het desbetreffende artikel worden beschouwd. (Zie voor Toelichting en prae-advies van het Hoofdbestuur Ph. Wkbld. blz. 420). De Voorzitter: Dit voorstel vervalt, daar het bij de herziening van het Huish. Reglement reeds is behandeld. Tweede voorstel. De Algemeene Vergadering noodigt het Hoofdbestuur uit, stappen te doen bij de Regeering, opdat het Kon. Besluit van 12 Februari 1879, gewijzigd bij besluit van 27 October 1920, art. 13, aldus gewijzigd worde, dat althans voor een tijdperk van ten minste vijf jaren, tot het examen van apothekers-adsistent alleen candidaten worden toegelaten, die het eind-examen voor de Hoogere Burgerscholen met 5-jarigen cursus, het eindexamen gymnasium of het examen, bedoeld in art. 123 der Hooger Onderwijswet met goed gevolg hebben afgelegd. (Zie voor Toelichting en prae-advies van het Hoofdbestuur Ph. Wkbl. blz. 420—421.) De Voorzitter: Mag ik vragen, of het Departement ’s-Qravenhage nog nader iets in het midden wenscht te brengen? ’s-Gravenhage (de heer Va Iki s) merkt op, dat de brief van den Adsistentenbond gaarne hierover gehoord zal worden. Amsterdam (de heer Filedt Kok) is sterk gekant tegen het voorstel van ’s-Qravenhage. Dergelijke rigoureuze voorstellen zijn absoluut onnoodig. Inde verschillende plaatsen, waar als regel de
731