\an een stad. Gebleken is, dat men dit niet aan de Departementen kan overlaten. Waar een toezicht mogelijk is in plaatsen als Amsterdam en Rotterdam, waarom is dat niet mogelijk in het algemeen?
Rotterdam vindt in het gehoorde een aanleiding temeer, om aan te bevelen, geen afzonderlijke commissie in te stellen, maarde Commissie voor Maatschappelijke Belangen deze taak op te dragen. Voorzitter is bang, dat deze commissie op deze wijze tot „kapstok-commissie” zou worden, en acht het wenschelijk, ook eens andere mensohen deze zaak te laten bespreken. Het Hoofdbestuur stelde zich voor een Cie., bestaande uit: V. van 11 all ie, Lan sber g, H o 1 m, van We r s c h en FaggingerAuer. Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen en de genoemde candidaten worden voor deze commissie aangewezen. Utrecht wenschte inde commissie zooveel mogelijk uitersten te zien; dit is volgens het H.B. ook gebeurd, ten minste in gematigden vorm. De heeren Holm, Fagginger Auer, van I tallie envanWersch verklaren zich bereid, de benoeming aan te nemen. Het eerste voorstel van ’s-Gravenhage is reeds behandeld bij de Statutenwijziging. Het tweede voorstel van ’s-Gravenhage (beperking van toelating tot het adsistentsexamen) is thans aan de orde. Amsterdam deelt mede, dat de toevloed reeds mindert, getuige het aantal aanmeldingen voor den cursus. Een enquête, door Amsterdam ingesteld, heeft uitgewezen, dat het percentage, dat slaagt voor het examen, van hen, die zonder vrijstelling van het Lager Onderwijs examen doen, maar zeer weinig kleiner is dan dat van de beter onderlegden. ’s-Gravenhage heeft een ander standpunt ingenomen; het wenscht de groep personen te beknotten, voor wie uitgesloten is, het ooit verder te brengen dan tot assistent; ’s-Gravenhage wenschte alleen hen toe te laten tot het assistentsexamen, die eventueel later apotheker zouden kunnen worden. Haarlem kant zich sterk tegen aanneming van het voorstel, op grond, dat het zich voorstelt, dat op deze wijze een sterk tekort aan assistenten zal ontstaan of een sterke verhooging van salariecring of een vermeerdering van onbevoegde hulp. Utrecht is tegen aanneming van het voorstel, daar men hierdoor zou kweeken een versterking vaneen intellectueelen drogisiens'and.. Rotterdam wijst er op, dat men in andere landen wel cens jaloevsch is op- ons huidige assistentenstelsel. Limburg vraagt zich af: voldoen de tegenwoordige assistent en of niet? Daar gaat het op het oogenblik om. Limburg is dus, evenals Rotterdam, tegen het voorstel. Noord-Brabant constateert, dat het ’s-Gravenhage te doen is om afschaffing der assistenten in hun tegenwoordigen vorm. Voor den toestand inde apotheken acht Noord-Brabant dit niet noodig. Inde apotheken zou men. bij aanvaarding van dit voorstel, veel onbevoegde hulp krijgen. Wel is de toevloed erg groot, en men kan dus veilig trachten, het
614