passing kunnen vinden en bepaalt zich hierbij tot 2 punten: 10. d& absorptie-spectra in het ultraviolette spectraal-gebied en 20. de toepassing van de fluorescentie-verschijnseleni bij zuiver chemische stoffen, drogerijen en daaruit bereide preparaten. Wat de absorptie-spectra aangaat, werd op de mogelijkheid gewezen van identificatie van alkaloïden, ook bij gerechtelijk onderzoek, als slechts geringe hoeveelheden ter beschikking staan. Stilgestaan werd bij de mogelijkheid, om den opbouw van alkaloïden te leeren kennen uit de spectra. Als voorbeelden werden getoond de spectra der moederkoorn-alkaloïden, zooals die door Dr. Ha r msma in haar proefschrift zijn beschreven. Tevens werd hierbij aangetoond, dat de spectrographische methode ook voor kwantitatieve bepalingen van sterkwerkende stoffen in geneesmiddelen kan dienen. Ten slotte werd getoond, dat ook natuurproducten, zooals vette oliën, aanleiding kunnen geven tot een .kenmerkend absorptie-spectrum, indien een typische stof met. eigen spectrum aanwezig is. De toepassing der fluotescentie-verschijnselen werd ingeleid door een beschouwing over de begrippen phosphorescentie, fluorescentie en luminiscentie. Aanknoopend aan de vele medideelingen, die omtrent deze verschijnselen inde laatste jaren zijn gedaan, werd een aantal typische fluorescenties met behulp der kwarts-kwiklamp vertoond, waarbij de spreker gelegenheid had. ook een aantal nieuwv waarnemingen te demonstreeren. Gewezen werd op de verkregen uitkomsten en ook op de overdreven verwachtingen, die door sommig*: schrijvers met betrekking tot fluorescentie-verschijnselen zijn opgewekt. Spreker en zijn medewerkers zien inde analyse-kwiklamp een welkome uitbreiding van onze hulpmiddelen, dat in handen van den deskundige als oriënteerend middel goede diensten kan bewijzen. Dr. Hofman zegt, dat Dr. Ra pp een artikel heeeft gepubliceerd over liet onderscheiden van origineele em vervangpreparaten met behulp van kwartslamp en capfllairanalyse. Dr. Hofman heeft dit nagedaan, maar kan er niet enthousiast over zijn; soms was wel, soms niet een verschil te constateeren. Spr. onderschrijft daarom de opinie van Prof. van 11 all ie, dat men zeer voorzichtig met zijn conclusies moet zijn. Meestal is het verschil toe te schrijven aan kleine verontreinigingen. Prof. van der Wielen bedankt Prof. va nlta II ie voor zijn belangwekkende en boeiende voordracht, hetgeen dooreen hartelijk applaus van de aanwezigen wordt onderstreept. Prof. van der Wielen doet nog even, zeer in het kort, zijn mededeeling over de bepaling van anthraglucosiden in laxeermiddelen en bespreekt de methoden, om in laxeermiddelen, die anthraglucosiden bevatten, het gehalte aan deze bestanddeelen te bepalen. Voor zoover ze inde Nederlandsche Pharmacopee zijn opgenomen, zijn het: Cortex Rhamni Frangulae, Cortex Rhamni Purshianae, Folia Sennae, Radix Rhbi en Aloë. De bepalingsmethoden berusten op de reactie van Borntraeger op Aloë. Hierbij worden de anthraglucosiden geïnverteerd met zuur en alkali en de gevormde methyl-oxy-anthrachinonen met aether

608