ren der miorphine wordt vertraagd. Door het opium met wijnsteenzuurhoudenden spiritus uitte trekken, kan men echter de bezwaren, die voortvloeien uit de aanwezigheid van gomachtige stoffen, opheffen. Waar het Sarcocolla geen oxydasen bevat, is omzetting van de morphine hierdoor uitgesloten; wel blijkt, dat uittrekken van opium met kalkhoudend water bij hoogere temperatuur een lagere uitkomst geeft.
Bij het onderzoek van verschillende monsters opium bleek de geaardheid van de gebruikte kalk van g moten invloed. Een als marmerkalk inden handel gebracht Oxydum calcioum bleek niet minder dan 40 pCt. magnesium te bevatten. Waarschijnlijk heeft men hier te doen met gebrand dolomietmarmer. Bepalingen, met deze kalk verricht, gaven veel te lage uitkomsten. Bij opzettelijk daartofó gedane proeven bleek het opium-kalkaftreksel eerst bij gebruik van 400 mg. calciumhydroxyde een pH te bezitten van 9,4, waarbij morphine als calciummorphinaat in oplossing gaat. De heer Schamelhou t heeft ook voor 25 jaar dikwijls moeilijk filtreerbaar opium gehad en daarin zetmeel en acaciagom gevonden, waarom hij niet 6, maar 7 g. opium nam. Inden laatsten tijd heeft hij opium in handen, dat uitgetrokken was. Na de eerste toevoeging van ammonia kreeg hij in ’t geheel geen neerslag en de oplossing werd vuilpaars. Als „te zuiver” werd dit opium-preparaat afgekeurd. Op electrochemische wijze is nu hei opiumextract onderzocht met joodwaterstofzuur. De motphine, volgens gewoon onderzoek verkregen, werd geheel onzuiver bevonden, na uittrekken met benzol niet. Dr. S. veronderstelt, dat het kalkwater ook codeïne en andere alkaloïden uittrekt. Prof. vander Wielen bevestigt de ervaring van Dr. Sch am e 1 h o u t van 25 jaar geleden, maar weet zeker, dat bij de morphinebepaling der Nederl. Pharmacopee de verkregen morphine, juist bij liet door de Ph. gegeven traject, goed zuiver is. De toevallige keuze van dit traject is juist de goede geweest. Bij de Duitsche m thode is men daarvan niet zeker. Dr. de Maar zegt, dat men hier niet kan spreken van „vervalscht” opium. Hij zou ’t liever willen noemen: een minder geschikt verdunningsmiddel. Bekend is inden groothandel, dat men door toevoeging van meer kalk ineen dergelijk geval betere afscheiding krijgt. Prof. van der W iel en zegt, dat het begrip „vervalsching” op deze wijze wat rekbaar is; wij mogen geert opium met meer dan 13 pCt. morphine gebruik n, en als men dat nu in het land van herkomst alvast gaat verdunnen, is dit fictief. Mej. Steenhauer vraagt, of geen kalk extra moet worden genomen voor het wijnsteenzuur. Hiermode is natuurlijk rekening gehouden. Prof. van 11 all ie zegt. dat de methode van de Pharmacopee gebaseerd is op een groot aantal proeven en is dankbaar voor de verklaring van wat men proefondervindelijk reeds gevonden had. Dr. van U r k doet vervolgens zijn mededeeling oVer Colorimetrie en hare toepassing inde ph.armacie. Colorimetrie in algemeenen zin is het bepalen, het meten van
606