dat verdoorgevoerde organisatie nivéllefcrend werkt, de differentiatie opheft en de groote stimulans van wedijver wegneemt. Maar zijl zouden er ook zeker van zijn geweest, dat het aan de talenten van de bestuurderen der Mij. gelukken zal, om gaandeweg aan de organisatie der apothekers een specifiek pharmaceutisch karakter te verleenen. Een oude bekende zouden zij echter met vreugde wederkennen: de Wet van 1 Juni 1865, inde jaren hunner werkzaamheid als hoopvolle boreling begroet; thans in den eerwaardigen leeftijd van 64 jaar, en still going strong? Jk verklap hier geen geheimen, door (te vertellen, dat het doodsklokje van deze wet al heeft geluid; een avant-projet heeft eenige jaren geleden reeds een punt van beraadslaging in Uw midden uitgemaakt. Men kan niemand gelukkig prijzen voor zijn dood, heeft Solo» reeds gezegd; men kan de som vaneen leven eerst trekken, als dit voorbij is, doch over de wet van ’65 laat zich nu reeds zeggen, dat haar vader Thorbecke, bij al zijn gaven als staatsman,, niet die vaneen profeet heeft bezeten. De wet van ’65 is een mislukking geworden, doordat de verhoudingen, die deze wet had teregelen, zich in onvoorziene richting hebben ontwikkeld; en, erger nog, deze wet is voor een deel der burgerij leerschool geworden voor wetsontduiking. Dit laatste nu is voor ieder, die maatschappelijk voelt, het bedenkelijkste, wat gebeuren kan: liever geen wettelijke voorziening, dan een, waar men over heen loopt. Wat zal nu een nieuwe wet ons brengen? Laten wij ons een ding klaar maken: volledige bevrediging aan niemand. Elke nieuwe wet zal staan voor een tweeledige taak, aanpassing aan en consolidatie van gegroeide toestanden, en bescherming der volksgezondheid. Op welke wijze een nieuwe wet hiertusscben zal bemiddelen, —■ zoolang de staat zelve geen eigen belangen heeft bij de geneesmiddelenverstrekking, zal voor geen cbr drie in ’t geding betrokken partijen een volledig bevredigende oplossing zijn te verkrijgen. Voor de burgerij niet: daar de efmige, die met genoegzaam gezag bekleed is, om te poneeren, dat iedere aanwending van geneesmiddelen berusten moet op deskundigheid van wie voorschreef en van wie verstrekte, d.i. de overheid, hare bemoeiingen nimmer zoover zal willen uitstrekken, maar ook nimmer zich er geheel van zal onthouden; de onbevoegden niet, daar de ervaring hun leerde, dat het gemakkelijker is. om, zonder de motcite te doen voor het verwerven van de noodige vakkennis, zooveel mogelijk voor zich op te eischen; de bevoegden niet, omdat het conflict tussohen de nooden van de praktijk en de eischen vaneen ideale plichtsvervulling niet wordt opgelost. Hoe de nieuwe wet er uit zal zien, weten wij niet op het oogenblik; maar een, ding weten we gelukkig, dat de innerlijke levenskracht der pharmacie dooreen wiet niet wordt beïnvloed; noch ten voor- noch ten nadeele. Of do apotheek een Instelling zij, die nog de eeuwen zal overleven of dat in naaste toekomst haar taak zal worden overgenomen door doseeringsfabrieken, zal voor een groot deel van de apothekers-zelven afhangen. Als een zeker aantal menschen in ons land hun brood willen verdienen inde apotheek, zal het ook noodig zijn, dat zij hun

602