O. M. (gelast inbeslagneming, der copie. Rijksveldwachter aarzelt). „Er zal ’n onderzoek worden ingesteld.”
(Copie wordt na herhaald bevel aarzelend gegeven.) Verdachte: ~Dus ’n waargenomen apotheek heeft gevaar. Er is geen telefoon. De assistente heeft over equinum geen opmerking gemaakt. Zij weet het niet. *) En dan art. 22. Waar was het toezicht? Dit is mede aanleiding, om billijke en betere geneesmiddelvoorziening te krijgen, ’k Beroep mij op art. 9, lid 2.” O. ML: Gaf u vaneen en ander kennis aan de bevoegde autoriteit?” (Verdachte ontkent.) O. M.:Dan was U in verzuim. U hebt uw plicht verzaakt, door het onder u ,te houden, om het te gebruiken als coup de théatre ter zitting en nog we! in 2e instantie van verweer. U wilde ter zitting de apotheek een figuur doen slaan. Voelt u niet, dat u zelf ’n figuur slaat als modder?" Verdachte (verward): „Er was niet aan de waarneming voldaan. De schriftelijke vergunning was er niet. De Inspecteur der Volksgezondheid is apotheker, ziet dus door ’n apothekersbrii. Mijn aanvrage doelde niet als zoodanig. Ik vroeg geen vergunning. Twee dagen lang was er ’n onwettige toestand. Inde waarneming was niet voorzien. De schriftelijke vergunning was er niet. De sleutel was niet afgegeven. Dat was ook ’n fout. ’n Apotheek is ’n zaak. ’n Apotheker is ’n persoon. O. M. doet het foutief voorkomen. *) Verklarende noot: Verdachte vergat, mede tc deelen, dat aan, den brenger van ’t nachtrecept het serum was medegegeven onder opmerking: „Vraag, of dit goed is? lets anders is niet voorradig” en dat middelerwijl! de assistente, verwachtende, dat het meegegevene zou terugkomen, de voorgeschreven injectie gereed maakte. Deze werd dan ook metterdaad nog afgeleverd, ’t Rijks-serol. Inst. te Utrecht verklaart, dat serum antitetanicum ovinum niet wordt geleverd. Vraag: Waaruit blijkt nu van ’n verkeerde aflevering? J. S. M.
540