zaak; dus moet ik, met ’t oog op de strafmaat, weten, hoedanig u u verder gedragen zult?” Verdachte (aarzelend): „’k Zal mij beraden.” O. M.: (tot Verdachte): „’t Gaat u dus niet om ’t principe.” (tot Kantonrechter): „M.H. de Kantonrechter, ’k Zal, omdat ’t voor mij gaat om ’n principieel e quaestie, uitvoerig moeten zijn en stel daartoe achtereenvolgens deze vragen: 10. Is het ten laste gelegde bewezen? 20. Is het ten laste gelegde strafbaar? 30. Is de quaestie van belang? en 40. Welke straf moet den verdachte eventueel worden opgelegd? Ad l knoop ik vast juridische beschouwingen over de dagvaarding. De uitzonderingsgevallen, genoemd in art. 9, lid 2 en lid 3 der wet, de gevallen dus, waarin geneesheeren medicijnen mogen afleveren, vormen géén element van het strafbare feit, genoemd in lid 1 van dat art. 9. Ze zijn te beschouwen als „fait d’excuse”. De afwezigheid behoeft niet door het O. M. te worden bewezen, maarde aanwezigheid moet door den verdachte worden aangetoond. De qualificatie van het strafbare feit is ~het afleveren van geneesmiddelen dooreen medicus,” In gelijken zin ook de* weinige jurisprudentie, o.a. de Rechtbank te Arnhem. Dit feit is wettig en overtuigend bewezen (art. 9, Md 1). Ofschoon ik dit eigenlijk overbodig oordeel, zal ik als O. Mtoch aantoonen de afwezigheid der uit zond er ingsgeva Ile nr genoemd inde overige leden van art. 9 en dus den advocaat van verdachte het gras voor de voeten wegmaaien. In Doesburg was toen 12 April 1929 geen „apotheker gevestigd”. De eenige apotheker wasdood. Apotheker W. uit Doetinchem nam waar. Schijnbaar heeft verdachte gelijk. Niet, als men de zaak minder oppErvlakkig beziet. De bedoeling der wet is anders, Dit blijkt uit het verband der artikelen, uit de memorie van toelichting, uit de beraadslagingen der Kamers en uit.... de praktijk. Dit geval is ’t eerste en toch is de wet van 1865. De bedoeling der wet is: de geneesmiddelenleveranltie door apothekers en bij uitzondering door den dokter. De apotheker is beter geoutilleerd ên door zijn dagelijiksch werk, èn door zijn specialisatie, èn door zijn opleiding èn door zijn hulppersoneel. Het recht der dokters, om geneesmiddelen
534