Bij de aanneming op de laatste Algemeene Vergadering van het derde voorstel, betreffende de uitte schrijven Prijsvragen, werd door Amsterdam in overweging gegeven een onderwerp aan de lijst toe te voegen, n.l. over de bereiding van Ihet leverextract op meer economische wijze. Qracieuselijk werd hieraan toegevoegd, dat men de formuleering gaarne overliet aan de Commissie voor Wetenschappelijke Inlichtingen. Even hoffelijk als dit aanbod werd gedaan, even hoffelijk werd dit door genoemde Commissie van de hand gewezen. Mede in verband met de mededeeling van Prof. v.d. Wielen op de Vergadering (zie Ph. Weekbl. 1928, blz. 793), besloot het Hoofdbestuur het onderwerp niet aan de lijst toe te voegen. Het voorstel van de Commissie voor Maatschappelijke Belangen, betreffende het geven van credieten aan jonge apothekers, kon geen genade geven en werd weer gerenvoyeerd, ten einde zoo mogelijk dooreen practisch uitvoerbaar stelsel te worden vervangen. Bij de gehouden discussie was het vooral het Departement Groningen, dat bij monde van Dr. v.d. Berg een warm pleidooi hield voor het bijeenbrengen vaneen fonds, door de apothekers zelf en niet door de Maatschappij. Aan de daarbij gedane toezegging een desbetreffend voorstel uitte werken, is voldaan. Men vindt het onder de punten ter behandeling op de a.s. Algemeene Vergadering. Ook de Commissie van Maatschappelijke Belangen zat niet stil en bracht een rapport uit aan het Hoofdbestuur. Met Qroningen’s gedachtengang kan deze Commissie zich niet vereenigen. Toch lijkt het ons niet onmogelijk beide standpunten tot elkaar te brengen. Wachten wij dus met vertrouwen de discussie op de Algem. Vergadering en haar besluiten af. Bij het voorstel van het Departement Noord-Brabant, ter verkrijging van betere waarborgen voor de apothekersbelangen inde Afdeelingsfondsen, wanneer een artikel van het Reglement ev. in overeenstemming moet worden gebracht met het Huishoudelijk Reglement van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst, had eene uitvoerige discussie plaats. Laten wij terstond constateeren, dat op ons verzoek het Hoofdbestuur der zustermaatschappij, de geincrimineerde bepaling heeft teruggenomen, zoodat aan het verlangen van Noord-Brabant, overgenomen door de Algemeene Vergadering is voldaan. Ook de bezwaren door Limburg naar voren gebracht, werden met de betreffende organen der Maatschappij van Geneeskunst besproken en kon hieraan grootendeels tegemoet worden gekomen. Minder gunstig waren onze ervaringen bij de besprekingen omtrent de niet vrije apothekerskeuze bij het Algemeen Mijnwerkersfonds. Over deze ingewikkelde zaak kunnen wij hier niet nogmaals uitwijden. Belangstellenden worden verwezen naar het verslag in het Pharm. Weekbl. 1928, blz. 798. Genoeg zij te constateeren, dat wij in deze zaak geen stap verder zijn gekomen en dat de vermoedelijke oorzaak wel gelegen zal zijn inde tegenwerking der plaatselijke artsenvereeniging. Wij kunnen deze zaak zoo niet laten loopen en zal het Hoofdbestuur zich hebben te beraden, wat er in deze verder kan worden gedaan.
492