van den apotheker en botsing- van meeningen over hetgeen de apotheker heeft af te leveren. Komt daarbij een finantieel belang der ziekenfondsen, dan ontstaat ook uit dien stroom van spécialités een probleem, dat zijn oplossing nog niet gevonden heeft, al wordt er ijverig naar gezocht. In dit verband noem ik de oprichting van den Bond van Groothandelaren, apothekers en drogisten, die bij wijze van „self help” met succes bezig is, eenige orde te scheppen inden zeer verwarden toestand. Inden loop van dit jaar werd de mogelijkheid geopend om zich door collectieve verzekering tot een geringe premie te dekken voor het risico der aansprakelijkheid jegens derden. Een nieuw contract met Amsterdam kwam tot stand. Het nieuwe contract met de ziekenfondsen kon nog niet definitief ter beoordeding aan het Departement worden voorgelegd, omdat de regeling der verhoudingen tussahen medici-internisten en medici-spécialisten nog niet tot stand kwam en omdat dit punt misschien ook de belangen der apothekers raakt. Moeilijkheden met Ziekenfondsen kwamen niet voor. Het elders inden lande geopperde denkbeeld cm in navolging van vele handelszaken ook inde apotheek kassabons met kortingen uitte geven, vond te Amsterdam geen instemming. De vergaderingen eens per maand, werden, als overal, niet overdruk bezocht en toch zijn deze geregelde bijeenkomsten van collega's van bijzonder groot belang. Een openbaar verslag is niet de geschiktste plaats om in bijzonderheden te treden over al het „klein goed”, dat ineen geregelder! stroom op die bijeenkomsten aan de orde komt, maar ik mag toch niet verzwijgen, dat juist door die onderlingen collegialen omgang de mogelijkheid bestaat, om allerlei kwesties tot een goed einde te brengen. Geschillen tusschen buurtcollega’s, afrekening van Zondagsrecepten, handhaving van de taxe, het zijn nog slechts kleinigheden tegenover de soms moeilijke vragen, die zich voordoen, maar die door tusschenkomst van het Bestuur altijd een bevredigende oplossing vinden. Het is die geest van algemeene welwillendheid, die te Amsterdam. het verkeer onder de Collegal’s zoo aangenaam maakt en ik heb er behoefte aan, om, nu ik voor het laatst dit verslag schrijf, dat niet alleeen openlijk te zeggen, maar er ook mijn dank voor te betuigen. De verslagen van de verschillende commissié’s worden straks afzonderlijk uitgebracht. Met veel genoegen vermeld ik nog de uitnemende verstandhouding, die er is tusschen Luctor et Emergoi, het studentengezelschap en ons Departement, en prettige herinneringen bewaar ik en stellig gelen met mij aan het Lustrum, dat wij hetzij ex-officios, hetzij als réunist inde mooie dagen van April hebben medegevierd. Zoo aan het einde van mijn verslag, mag ik besluiten met mijn dank uitte spreken voor de medewerking, die ik zonder onderscheid altoos in het Departement ondervonden heb en in het bijzonder een woord van hartelijke waardeering te wijden aan den vriendschappelijken omgang, tusschen de bestuursleden, waaraan ik dankbare herinneringen bewaren zal.

326