menten niet langer den naam van den afzender te vermelden, en ook door de verpakking niet te laten blijken, dat verdoovende middelen werden ingevoerd. De verknopende fabriek heeft daaraan voldaan, en dit was wenzeer aan de Nederlandsche autoriteiten bekend. De verpakking geschiedde, gelijk gezegd, onder toezicht van rijksambtenaren en de kisten werden voor de verzending voorzien vaneen Rijkslood. Niettemin werden te Sjanghai inde laatste jaren enkele zendingen in beslag genomen, hetgeen de Engelsche autoriteiten zich tot de Nederlandsche deed wenden, en zoo kwam de aangelegenheid bij de Rotterdamsche politie. Deze verzekerde, van de zendingen niets af te weten; zij schijnt zich niet de moeite getroost te hebben, bij de douanje-amibtenaren inlichting te vragen. Die politie bleek geheel onbekend met de verrichtingen van de beide andere genoemde rijksdiensten: inspectie van de Volksgezondheid, dienst van den in- en uitvoer, en vroeg er ook niet naar, doch nam in Maart 1928 een zending in beslag, die via Antwerpen, Rotterdam naar Sjanghai was verscheept. Deze laatste bijzonderheid had destijds reeds onze aandacht getrokken, en wij hebben met name hieromtrent inlichting gevraagd, omdat het ons vreemd was, iets van hier naar Antwerpen uitte voeren, om het daar ineen boot te doen. die vervolgens Rotterdam weer aandeed. Dit bleek echter ten slotte vreemder te klinken dan te zijn. Het geval zat zoo, dat de Chineesche kooper verzocht had, van Antwerpen uitte verschepen. De chemische fabriek had dit gedaan, en was er niet mee bekend, dat de boot, waarin de zending geladen werd, Rotterdam zoude aandoen. Thans is dan eindelijk het slot aan deze geschiedenis gegeven door de beschikking, waarbij de directeur van de fabriek buiten vervolging is gesteld, omdat niets strafbaars, niets onwettigs was gedaan. Wij hebben gemeend, na de inlichtingen, die vroeger vanuit Cenève en van elders over deze zaak in ons blad zijn verstrekt, ook de uiteenzettingen van de „beschuldigde partij aan onze lezers niet te mogen onthouden. Inderdaad valt op het gebeurde daardoor wel een geheel ander licht, dan tot nu toe daarover was verspreid, en wij kunnen ons de verontwaardiging van den directeur der fabriek, die nooit iets verheimelijkt heeft, en steeds zich gehouden heeft aan de geldende wetten, over de wijze, waarop over hem en zijn fabriek te Genève gesproken is, zeer wel verklaren.” Da Chemische Fabriek Naarden. Het antwoord van minister Siotemaker de Bruine op de vragen van het Eerste Kamerlid prof. van Embden. Oh de vragen van het Eerste Kamerlid, den heer van Embden, luidende; 1. Heeft de minister kennis genomen van de besprekingen inde Opiumcommissie van den Volkenbond op 25 Januari 1929, gewijd aan den zeer omvangrijken uitvoer van verdoovingsmiddelen uit de Chemische Fabriek Naarden gedurende de laatste jaren en aan het
235