systeem, en wel een pharmacologisch systeem, te kiezen, zoodat langs dezen gedachtegang wij een ander einddoel zien dan T s c h i r c h. Deze ziet als zoodanig, zooals boven reeds werd aangegeven, een pharmacochemisch systeem:, dat den overgang vormt naar een pharmacologisch systeem-; wij zien het pharmacologisch systeem zelf als einddoel. Hierin ligt echter tevens reeds opgesloten, dat dit doel nu nog) niet te verwezenlijken is, want de tijd is daartoe nog niet gekomen. Dé pharmacologie is nog een te jonge wetenschap, die nog te veel in ontwikkeling is, om reeds in staat te zijn, een bevredigend systeem op te stellen. Het best blijkt dit, wanneer men die verschillende leerboeken dier wetenschap nagaat. Te veel verschillende denkbeelden strijden nog om- den voorrang en eerst zal een grootere stabiliteit moeten verworven zijn, waarbij subjectief inzicht niet zoo sterk den doorslag geeft als nu het gevall is. Bovendien is het aantal grondstoffen, waarvoor de pharmacologie bruikbare methoden voor onderzoek weet te geven, nog veel te klein, zoodat ook om die reden zij zich eerst nog verder moet ontwikkelen en ten slotte moet de pharmacologie zelf ook de nauwe samenwerking met de pharmacognosie wenschen, omdat hij het opstellen vaneen systeem deze laatste toch zeker ook hare' wenschen zal moeten kunnen laten gelden. Ook op dit punt zal dan samenwerking moeten komen. Dit alles is echter toekomstmuziek, zoodat nu ten slotte deze vraag onder oogen gezien moet worden, welk stelsel het best geschikt is te achten, om den overgang tot zulk een pharmacologisch systeem te vormen. Het ligt voor de hand, dat een stelsel, dat daarmede zooveel mogelijk verband houdt, het meest te verkiezen is en dan valt de aandacht onm-iddellijk op de pharmacotherapeutische stelsels, die ook reeds vroeger meer dan eens zijn aanbevolen geworden. Zuilk een stelsel beoogt, de grondstoffen fat te deelen op grond van haar therapeutisch gebruik. F 1 ü c k ig er zegt ervan, dat het dé kern der zaak raakt, maarde pharmaceut te ver van zijn gebied zou afvoeren, terwijl T s c h i r c h het volstrekt verwerpt en het slechts op historische gronden vermeldt. Zijn afkeer komt uitsluitend voort uit zijn opvatting, de physiologische werking geheel te moeten uitschakelen. We zagen echter, dat de ontwikkeling der wetenschap dit ónmogelijk maakt, waardoor dus ook zijn veroordeeling van zulk een systeem zijn grond ontnomen is. Zulke pharmacotherapeutische stelsels zijn er meer dan één opgesteld; in onze Hollandsche litteratuur vinden wij het meest

226