geen zal prikkelen tot voortgezet onderzoek, waardoor de liaten geleidelijk zullen verdwijnen en het geheel vervolmaakt -wordt. Is hetzelfde ook niet geschied bij het botanisch stelsel? Hoe gering was de kennis omtrent de natuurlijke .verwantschap der planten inden tijd, dat de eerste natuurlijke stelsels werden opgebouwd en hoe onvolmaakt is die kennis zelfs nu nog. En toch zal geen botanicus er aan denken, om, op grond van 41e onvolledige kennis, terug te fceeren tot eenkunstmatig stelsel als dat vanLinnaeus. Wetenschappelijk is het zeer zeker goed te verdedigen, om met onze tegenwoordige nog onvolledige kennis een pharmacochemisch systeem op te stellen. DatTschirch niet steeds gelukkig is geweest in zijn keus van chemische bestanddeelen, waarop hij de onderverdelingen baseert, doet aan de principieele waarde ervan niets af; dit zijn slechts technische fouten. Er is echter een geheel ander, een principieel bezwaar, waarom de gevolgtrekking onjuist is, dat de chemische bestanddeelen, omdat zij de waarde als geneesmiddel beheerschen, ook de basis van het systeem moeten •vormen. Dit bezwaar is, dat hierbij miskend wordt de samengestelde aard van de werking, als gevolg van den samengestelde n aard der chemische bestanddeelen. Vooral de laatste jaren is er van zeer verschillende zijden op gewezen, waarbij ik slechts één enkel geschrift wil aanhalen, n.l. Wester’s „Terug naar samengestelde geneesmiddelen”, dat het geheel onjuist is, de waarde vaneen grondstof als geneesmiddel af te meten en te waardeeren naar één bestanddeel of een groep van chemisch nauw verwante bestanddeelen. Dit zou juist geweest zijn in het laatste gedeelte der vorige eeuw, toen het streven der piharmacochemici geheel uitging naar het afscheiden van e zuivere bestanddeelen, om die ais geneesmiddel te substitueeren voor het simplex, een streven, dat ongetwijfeld aan den geneesmiddelvoorraad enkele zeer waardevolle stoffen heeft toegevoegd, maar waarbij anderzijds in tal van gevallen gebleken is dat de werking van het zuivere bestanddeel een andere was dan die van het simplex. Men heeft hoe langer zoo meer mgezien, dat de verschillende bestanddeelen vaneen grondstof in het mensdielijk en dierlijk lichaam ieder een eigen aangrijpingspunt hebben, waardoor een complex van verschijnsden optreedt, dat het kenmerkende is van de werking onzer grondstoffen. in dit complex van verschijnselen ondersteunt nu eens het eene bestanddeel het andere, dan weer werken beide in tegengestelde richting of wel een op zich zelf onwerkzaam be-
223