ling van elke grondstof geheel op zich zelf komt te staan, geen navolgers kon vinden en ook hem zelf schijnt het slechts matig bevredigd te hebben; althans, in zijn later verschenen „Grundriss der Pharmakognosie” volgde hij de indeeling volgens het botanisch stelsel. Gevoegelijk kunnen we daarom dit systeem verder laten rusten en nu zien. hoe T s c h i r c h, die bij de nieuw-oriënteerinig der pharmaoognosie zoo zeer de leiding nam. zijn opvattingen omtrent doel en strekking ervan, boven reeds aangegeven, ineen stelsel tot uitdrukking trachtte te brengen. Uitgangspunt daarbij was voor hem de overweging, dat niet de botanische beschrijving het wezen van het simplex als geneesmiddel treft, maar dat het de chemische bestanddeclen zijn, waarom een plantendeel als geneesmiddel wordt gebruikt. Hier wordt dus de reden, waarom de grondstoffen onder alle andere plantendeelen een object voor pharmacognostisch onderzoek vormen,vooropgesteld. Die reden komt volgens hem ten uitdrukking inde chemische bestand deelen, die dus de belangrijkste factor vormen en daarom stelt hij als hoogste opgave der pharmaoognosie, de grondstoffen! met elkaar in verband te brengen op grond van hun bestanddeelen. om op grond daarvan het overeenkomstige te vereenigen en zoo geleidelijk te komen tot een pharmacochemisch systeem, dat die brug vormt naar de pharmacologie der grondstoffen. Uitgaande van deze overwegingen, heeft hij dan ook in zijn handboek een pharmacochemisch systeem uitgewerkt. Wanneer men zich zet tot een beoordeeling van dit stelsel, moet met de erkenning begonnen worden, dat zijn uitgangspunt volkomen logisch is en vooral daarom een groote vooruitgang vormt boven de vorige systemen, dat het het cardinale punt, dat de simplicia zijn geneesmiddelen, voorop stelt, terwijl dit bij alle vorige stelsels geheel! terzijde wordt gelaten, alsof het iets bijkomstigs ware. Zijn systeem reikt daarom naar de kern van de zaak, maar benadert die niet rechtstreeks, doch indirect door de chemische bestand deelen en daarin ligt tevens het zeer zwakke punt van het systeem. Men heeft daartegen ook willen aanvoeren, dat onze kennis in zake de werkzame bestanddeelen der grondstoffen over het geheel nog zoo gering is, dat de gegevens, om zulk een systeem op te bouwen, nog veel te onvoldoende zijn. Deze tegenwerping is echter m.i. geheel onjuist. Indien een systeem principieel juist is, is er geenerlei bezwaar tegen, het met de beschikbare gegevens op te zetten: de leemten in onze kennis komen dan te beter uit, het-
222