Wijziging beschikking Opiumwet. De minister van arbeid, handel en nijverneid, geict op art. 5 der Opiumwet (Staatsblad 1928, no. 167), gezien zijn beschikking van 24 Juli 1928, gewijzigd bij beschikking van 28 December 1928, heeft: a. na art. 10 van genoemde beschikking ingevoegd een nieuw artikel, artikel lObis, luidende; „De bestemming van verdoovende middelen, waarvoor een certificaat is verstrekt voor invoer in het vrije verkeer, kan worde» gewijzigd in: a. invoer in entrepot; b. doorvoer, hetzij naar liet land van herkomst (terugzending) hetzij naar een ander land. Het bijzondere certificaat tot wijziging van de bestemming, dat daarvoor vereischt wordt, wordt slechts verleend onder intrekking van het exemplaar van de uitvoervergunning (of het certificaat tot wijziging van bestemming), dat de zending vergezelt, en van het exemplaar van het invoercertificaat, bestemd voor overlegging bï de aangifte ten invoer, en met overeenkomstige toepassing der bepalingen betreffende het verstrekken van uitvoercertificaten van de artt. 9,12 en 13 dezer beschikking.”; b. in artikel 12 achter „artikel 10’ ingevoegd de woorden „o# artikel lObis”. (Stxt.) Het beroepsgeheim van den apotheker. Vox Medicorum nam uit het Pharm. Weekbl. het artikel van mr. Mooyen over den beroepseed der apothekers over. Naar aanleiding hiervan schrijft een medicus in Vox Medicorum van 6 Febr. het volgende: Het beroepsgeheim van den Apotheker. Mr. H. N ooy en schrijft in het laatste nummer van de Vox 9—l ’29 Beschouwingen over den beroepseed van den Apotheker. Mag ik in verband met het gelezene U beleefd verzoeken, mejuffrouw Noo y en het volgende mij gepasseerde feit eens te laten lezen en haar om haar oordeel vragen. S. v. pl.? Een poos geleden komt een mijner (sinds jaar en dag) patiënten tot mij met allerlei nerveuze klachten, melancholische ideeën etc. etc., die mij kort en goed hem naar een zenuwspecialist doen verwijzen. De man volgt den raad op en komt daarna bij mij terug met de boodschap, dat dokter hem een slaappoedertje had voorgeschreven. Op mijn vraag, wat die poeder bevatte, wist hij niet te antwoorden; hij had ’t recept ook niet meer bij zich, ’t was al inde apotheek afgegeven. Daarom zei ik tegen hem: als je naar huis gaat, loopi dan even bij den apotheker aan en vraag om een afschrift. ’s Avonds ga ik naar de apotheek en vraag, of de patiënt er geweest is, om n afschrift te verzoeken van het door den met name door mij genoemden specialist afgegeven recept. Neen, hij was er niet geweest. Waarop ik den apotheker vroeg naar de klaargemaakte poeder. „Dat mag ik u niet zeggen”, klonk ’t. „Mag u dat mij niet zeggen, mij, den huisarts, die den man zelf naar den specialist heeft gestuurd??”

167