neefsche conventies vallen. En inde tweede plaats verlangt het nieuwe plan, dat de regeeringen: tevens zullen mededeelen, aan welk land zij de bestellingen zullen geven, om in hun behoeften voor medische en wetenschappelijke doeleinden te kunnen voorzien. Het groote voordeel van deze twee nieuwe, zonder uitdrukkelijke conventie-aanvulling vrijwillig te aanvaarden verplichtingen zou zijn, dat daarvoor automatisch aan het licht wordt gebracht, hoeveel de landen, die morphine, cocaïne, heroïne, enz. fabriceeren, inderdaad hebben te vervaardigen, om èn in hun eigen wettige behoeften te voorzien èn aan de bestellingen van niet zelf fabriceerende landen gevolg te kunnen geven. Hierdoor zou dus den fabrikanten dier verdoovende middelen het voorwendsel uit de hand worden geslagen, dat zij veel méér moeten vervaardigen dan zij in de afgeloopen jaren voor wettig binnenlandsch gebruik plus wettigen uitvoer naar het buitenland geleverd hebben, omdat zij immers niet weten kunnen, of zij wellicht inde eerstvolgende jaren nieuwe afzetlanden erbij zullen krijgen. Een ander voordeel van dit plan zou zijn, dat de aanhangers van een rantsoeneering der fabricage over de verschillende landen zich nu niet meer het hoofd behoeven te breken overeen billijken rantsoeneeringsmaatstaf: de opgaven der niet-fabriceerende staten, in welk land zij hun bestellingen voornemens zijn te doen, zullen van zelf aan het licht brengen, in welke mate de fabriceerende landen hun fabricage zullen mogen instandhouden. ledere regeering vaneen land, waar meer dan één fabriek van verdoovende middelen gevestigd is, behoeft dan alleen nog maarte zorgen voor eén verdeeling der bestellingen over deze fabrieken, een wellicht somtijds delicate taak, doch waarvan de moeilijkheden toch niet opwegen tegen het groote voordeel, dat de wereld niet langer dooreen overproductie van verdoovende midden vergiftigd wordt. Dé ontwerper van het plan, uit ervaring maar al te goed wetend, hoezeer de staten aan het behoud hunner souvereiniteit gehecht zijn, merkt in dit verband nog op, dat zijn plan volstrekt niet met die souvereiniteitsopvattingen in strijd komt, daar de staten volkomen vrijheid blijven behouden èn in hun schatting van de door hen benoodigde hoeveelheden èn inde keuze van het land, waar zij hun bestelling wenschen te doen. Als eender bedenkingen, die tegen het plan zouden kunnen worden aangevoerd, vermeldt de ontwerper ervan, dat men: hem zou kunnen tegenwerpen, dat het plan met betrekking tot de fabriceerende landen niet automatisch de overproductie verhindert, daar het plan niet de rechtstreeksche verplichting inhoudt, dat de fabricage ineen land niet grooter zal zijn dan het voor wettig binnenlandsch verbruik benoodigde plus het uit het buitenland bestelde. De heer B 1 a n c o weigert echter te gelooven, dat de regeeringen van het tiental landen, waar morphine- en cocaïne-fabrieken bestaan, zulke toegeeflijkheid jegens de fabrikanten zouden toonen, dat zij een klaarblijkelijke overproductie zouden toestaan. Veeleer mag men vertrouwen, dat die regeeringen ervoor zullen zorg dragen, dat de invoer van voor de fabricage van verdoovende middelen noodige grondstoffen be-
124