glasscherven eenige lichte kwetsuren, doch kwamen overigens met den schrik vrij. De Eerste Hulpdienst en de politie waren spoedig ter plaatse. (TelegrJ Rotterdamsche Chemische Kring. Vergadering op Maandag 11 rebruan 1929, des avonds te 8 uur in het Gebouw der H B S s Gravendijkwal. De Heer D. J. W. Kreulen zal spreken over:' steenkolen en Cokes. Den leden, die hunne contributie over 1928—1929 nog niet voldaan hebben, wordt verzocht, deze zoo spoedig mogedijk te storten op de Girorekening van den Kring, No. 128280. De menschelijke huid. Collega G. K. A. Non heb e 1 heeft voor den „Wetenschappelijken Kring’’ te Domburg een voordracht gehouden over de menschelijke huid. Tegen vergoeding van reisen verblijfkosten is de heer Nonlhebel bereid, ook elders deze voordracht, die in Dbmburg zeer gewaardeerd is, te houden. De zitting van de Opiumcommissie. Dte correspondent der N Rtt. Crt. te Genève meldde 23 Januari; Inde opiumcommissie van den Volkenbond is vandaag over de door Nederland gegeven statistische cijfers gesproken. Verschillende malen klopten de door Nederland gegeven cijfers over in- of uitvoer van verdoovende middelen niet met de overeenkomende cijfers van het betreffende land vanuit- of invoer. Over het jaar '26 waren de verschillen inderdaad groot. Zoo had Nederland opgegeven, in ’26 451 kilo cocaïne naar Zwitserland uitgevoerd te hebben, terwijl Zwitserland in zijn statistiek verklaarde, 271 kilo uit Nederland ingevoerd te hebben. Omgekeerd vermeldde Nederland met betrekking tot heroïne, in ’26 uit Zwitserland ingevoerd te hebben 406 kilo, terwijl Zwitserland opgaf, 968 kilo naar Nederland te hebben uitgevoerd. De vraag rees, wat Nederland met de ruim 350 kilo heeft gedaan, die niet inde Nederlandse,he statistiek verantwoord zijn. De verschillen tusschen de Nederlandsdhe cijfers en die van Duitschland en Oostenrijk waren minder opvallend groot. De heer van Wet turn kon op alle vragen om opheldering slechts antwoorden, dat hij op net oogenblik niet in staat was, over de verschillen inde statistiek van het jaar '26 inlichtingen te geven, omdat de kwestie nooit eerder ter sprake was gebracht en niemand kon vermoeden, dat in deze zitting over die oude cijfers zou worden gesproken. Wilde de opiumcommissie inlichtingen hebben, dan zou zij goed doen, zich rechtstreeks tot de Nederlandsche regeering te wenden. De voorzitter Fotitsj stelde hierop voor, dat het volkenbondssecretariaat inderdaad een vraag om opheldering tot de Nederlandsche regeering zou richten, waartoe dan ook besloten werd. Mten mag zeker wel aannemen, dat diezelfde vraag ook tot (Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland gericht wordt, want er bestaat geen aanleiding. de fout juist bij Nederland te zoeken. Men heeft besloten, een algemeene regeling ten aanzien van ver-

117