Ingezonden.

U ni versee I- indicatoren. Naar aanleiding van het geschrevene op blz. 1292 wil ik nog het volgende opmerken. In aansluiting aan wat de Redactie schrijft, wil ik nog mededeelen, dat het gewijzigde en verbeterde voorschrift binnenkort zal volgen, dat het meer eenvoudige voorschrift, nu reeds door mij gegeven, ook bruikbaar is. De hoeveelheid kresolphthaleïne in dit voorschrift kan, in verband met den hoogen prijs van dezen indicator, verminderd worden tot de aangegeven hoeveelheid, hoewel het van voordeel is, een grootere hoeveelheid te gebruiken. ■ , Collega Vogelenzang had zijn opmerkingen gerust inde pen kunnen houden. Mijn mededeeling begint n.b. met de opmerking: „in de literatuur is reeds meermalen een Universeel-indicator vermeld”. Verder merk ik op, dat de tot nu toe gegeven voorschriften mij geen van alle konden voldoen. (Men zie maar eens het voorschrift van Bogen, Pharm. Weekbl. 1928, 251, dat verschillende kleuren geeft bij ph 2-4-6-8-10!). Het had blijkbaar geen nut, de talrijke voorschriften in het bijzonder te gaan bespreken. Oat thymolblauw ook een omslaginterval heeft bij p,jj 8.0—9.6, is algemeen bekend, maar doet er voor het onderhavige geval niet toe. Dat de indicator is geijkt, zooals collega V. bedoeld, is toch vanzelfsprekend; anders had het geen zin. Voor den Universeel-indicator geldt natuurlijk, wat eiwit- en zoutfout (en ik voeg er bij alkaloïdefout) betreft, wat algemeen bekend is voor indicatoren. Een Universeel-indicator maakt daarop geen uitzondering. Maar voor een universeel-indicator is dit van minder beteekenis, daar deze toch alleen zal worden gebruikt voor een grovere schatting der zooals dit veelal voor de praktijk voldoende is. . , En wat betreft de laatste alinea van collega V.’s schrijven, waarin hij het nut betoogt van de studie van de werken van Clark en Ko 11 hof f, het heeft toch geen zin, om de aan ieder bekende handboeken steeds weer op te gaan sommen. Want dan had hij zeer zeker moeten noemen het werk van Mi ch a e 1 is, die het eerst (1914) een samenvattend overzicht over dit onderwerp schreef, wiens werk zeer helder is geschreven en mij, speciaal voor den plharmaceut, zeer aanbevelenswaardig voorkomt, om de daarin behandelde toepassingen op biochemisch en pathologisch-chemisch gebied; van dit werk zal binnenkort een nieuwe druk verschijnen. Inde eerste plaats had dan echter moeten worden gewezen op de publicaties van Sörensen zelve (Biochem. Zeitsohr. 1909 en 1910; ook afzonderlijk verkrijgbaar: Oomptes rendus des travaux du laboratoire de Oarlsberg, Copenhague), en die niemand, die zich voor dit onderwerp interesseert, ongelezen mag laten. Ook het werk van Mislowitzer had dan niet onvermeld mogen blijven, enz. HL W. YAN URK.

1326