ging. Vergelijkende proeven met aether, waarin koperdraad, geoxydeerd koper en groen koper was in bruine flessclhen, toonden aan, dat deze vrij van peroxyden bleek, terwijl andere monsters wel reacties daarop gaven. Ook met tin werden proeven genomen en daarbij bleek, dat de aether 8 maanden goed bleef. Aether, welke
bewaard werd in inwendig verkoperde tinnen bussen, bevat ook na jaren geen peroxyden, zelfs indien de aether uren lang verwarmd werd en onder druk gehouden. Wanneer men echter aether nam, welke peroxyden bevatte en deze in aanraking bracht met koper, dan had er geen vermindering van dit gehalte plaats, zoodat men kan aannemen, dat 'het koper wel de vorming voorkomt, maar het peroxyde niet verwijdert. De schrijvers besluiten daaruit, dat: 10. aether voor narcose vrij is van peroxyden, wanneer hij versch is, maar. in het gewone glaswerk verpakt, langzamerhand peroxyden doet ontstaan. 20. dat deze verandering zoowel in glas als in tinnen vaten optreedt. 30. dat deze vorming van peroxyden kan voorkomen worden door verpakking in koper; 40. dat ook bedekking met koper van het vat de vorming van peroxyden kan voorkomen; 50. dat metallisch koper het peroxyde niet uit den aether verwijdert. H. Een nieuwe bloedsuikerbepalings-methode wordt beschreven door Folin in J. biol. Chew. 77, 421 (1928). Voor de analyse is 0.1 cm.3 bloed noodig, verkregen door middel vaneen automatische veer-lancet en gemeten door opzuigen ineen capillair© pipet van 0.1 cm.3 Het eiwit wordt neergeslagen door wolfraamzuur. De suiker in het filtraat wordt geoxydeerd door alkalische kaliumferricyanideoploissing en het ferrocyanide, dat ontstaat, wordt colorimetrïsah gemeten als. Berlijnsoh blauw, De kleur, verkregen uit 0.04 rag. glucose, ineen buis van 2S cm.3, is even diep als die van 0.2 mg. met de methode van Fo 1 i n-W u. lets lagere cijfers worden verkregen voor het bloed uit de vingercapillairen met de nieuwe methode dan voor aderlijk bloed volgens de methode van Fol i n- W u. Zw Ingezonden. Bepaling van het glucosidengehalte van Strophanthustinctuur. Bij de bepaling van het gehalte aan Strophanthusglucosiden, uitgevoerd volgens het voorschrift van de Ned. Pharmacopee Ed. 5, treedt steeds verkoling in, waardoor dit gehalte tot 30 pCt. en meer te laag gevonden kan worden. Dit heb ik ondervangen, door de werkwijze als volgt te wijzigen: De waterige filtraten van het neerslag van ’t loodsulfaat worden zoo noodig aangevuld tot 100 cm.3 en hieraan 0.5 cm.® verdund zwavelzuur toegevoegd. Ineen Erlenmeyer kolf van 200 cm.3 wordt gedurende Vj2 uur met inhangend trechtertje zoodanig aan de kook gehouden, dat het volume vrijwel constant blijft. Vervolgens wordt het
1306