mulier besnoeid, door schrapping van alles wat komt na de woorden: „ter mijner kennis is gekomen’’, dan is geen gegrond bezwaar tegen den eed meer aan te voeren. Het is te hopen, dat eens de tijd zal aanbreken, waarin de wetgever tot deze gewensohte wetsverbetedng overgaat.
DE EED DER PHARMACIAE DOCTORES. Professor S c h o o r 1 zond me een dezer dagen voor het iMtedisch-Pharmaceutisch Museum te Amsterdam een gedrukt exemplaar van den „lusiurandum Pharmaciae Doctoris”, afkomstig uit het archief van de Faculteit der Wis- en 'Natuurkunde der Rijksuniversiteit te Utrecht. Een nauwkeurige opgave van den tijd, waarin het eedsformulier dienst heeft gedaan, kon mij niet worden verstrekt; vermoed werd, dat het afkomstig was uit het begin der vorige eeuw. De eed zelve is in het Latijn opgesteld en luidt: lUSIURANDUM PHARMACIAE DOCTORIS. r Testor Deum omnipotentem, (Sancte promitto) me, in eligendis et praeparandis remediis, quantum possim, omni cura, ex artis regulis, acturum, nee prece, nee pretio, aliave de causa, pharmacum noxium cuiquam exhibiturum, et in tradendis venenis latas leges sanctissime observaturum, nee medicorum praescriptas formulas, inseiis illis, commutaturum; sed in his omnibus pietati, honestati, et conscientiae integritati operam daturum. Haec si sincere praestitero, nee sciens fefellero, felix mihi per Deum vita et ars esto! Ha me Deus iuvet! De vertaling ervan luidt: EED VAN DEN DOCTOR IN DE PHARMACIE. Ik getuig bij God almachtig, (Ik beloof heiliglijk) dat ik, bij het nitzoekeu en gereedmaken van geneesmiddelen, zooveel ik kan, met alle zorg, volgens de regelen der kunst, te werk zal gaan, en dat ik noch door smeekbeden, noch door omkooping of dooreen andere reden, iemand een schadelijk geneesmiddel zal toedienen, en dat ik bij het afleveren van vergiften de gestelde wetten met de grootste toewijding ter harte zal nemen, en dat ik de voorschriften van de artsen niet buiten hun weten zal veranderen; maar dat ik mij in al deze dingen met al mijn kracht zal toeleggen op plichtsbetrachting, eerlijkheid en reinheid van geweten. Als ik dit naar mijn beste vermogen heb verricht, en ik niet be-wust heb gefaald, mogen dan, door Gods hulp, leven en kunst mij tot geluk strekken. Zoo waar helpe mij God!
1303