70 pCt.; 5 minuten laten staan, neutraliseeren en met 0,4 cm.’ 30 pCt. kaliloog en 1 cm.3 0,1 N. zilvernitraat ’/2 uur onder terugvloeiing verhitten. Daarna op het waterbad afdestilleeren. Bij 0,3 cm.3 van het destillaat voegt men 5 cm.3 eener half procentische alkoholische piperonaloplossing, 2 cm.3 water en 20 cm.’ sterk zwavelzuur. Na eenig staan verwarmt men eenige cm.’ van het mengsel 35 minuten in het kokende waterbad. Het optreden vaneen roodbruine tot roode kleur is bewijzend voor de aanwezigheid van isopropylalkohol. De gevoeligheid bedraagt I—2 pCt.
De verwijdering van foeselolie, die hoofdzakelijk uit gistingsumylalkohol bestaat, kan ook en eenvoudiger geschieden, door het destillaat over absorbeerende kool te filtreeren en verder te handelen als hierboven omschreven. jf. l V. Een nieuwe acidimetrische glucose-bepalinig met behulp van Fehling’s proefvocht, door M. D. |H ad j ie f f. Z. f. U. d. L. Bd. 55. 615. De glucose wordt op de bekende wijze met Fehling’s proefvocht geoxydeerd. Het gevormde cuproöxyde wordt verzameld en uitgewasschen, door filtratie, hetzij op asbest, hetzij door filtreerpapier en onder toevoeging van wat waterstof-superoxyde in */2 N. zwavelzuur opgelost. Een oplossing van 1/2 N. zwavelzuur met 0,35 Ml H2 O2 (+ 0,5 pCt.) is vrij bestendig. Na een maand was de titer van beide dezelfde gebleven. De overmaat zwavelzuur wordt met V2 N. natriumbicarbonaat onder toevoeging van methyloranje als indicator, getitreerd: 1 cm/ V„ N. zwavelzuur = 0,015378 g. Cu, terwijl uit de tabel de bijbehoorende hoeveelheid glucose kan worden afgeleid. De concentratie van de glucose-oplossing mag niet hooger zijn dan 0,5 pCt. H. L. V. Onderzoekingen over zeeajuin. Inde Schweiz. Med. Wochenschrift (1937, No. 49 door Pharmaz. Zeitung, 1938, 437) schrijven H. Scheer en E. Si ge rist over „De geschiedenis van het gebruik van scilla”, A. Sto 11 over „De werkzame stof der zee-ajuin” en E. Rothlin over „De pharmacologie der zee-ajuin”. Stoll deelt mede, dat de werkzaamheid veroorzaakt wordt door een mengsel van glucosiden. Men is er in geslaagd, om dit mengsel te splitsen ineen moeilijk oplosbaar, goed kristalliseerend, gedeelte, het scillareen A, en een gemakkelijker oplosbaar deel, scillareen B, dat nog niet gekristalliseerd en vermoedelijk nog niet zuiver verkregen werd. Scillareen A bezit de formule C3(i H-,2 013 en is gemakkelijk hydrolyseerbaar. Water van 70 tot 80° brengt reeds die splitsing te weeg, terwijl dit reeds bij gewone temperatuur geschiedt bij aanwezigheid van zuren of basen. Daarbij ontstaat een aglucon, het scillaridine A, C 24 H3O Os, dat physiologisch bijna onwerkzaam is en een nog onbekend disaccharide, bestaande uit 1 mol. rhamnose en 1 mol. glucose. Dit verklaart ook, waarom, bij niet voorzichtig drogen van de grondstof, de hoofdmassa der werkzame stof vernietigd wordt. Uit het scillareen B werd het aglucon Cl5 iHia (X, het scillaridine B, verkregen: de suikercomponent werd nog niet geïdentificeerd. De pharmacologische werking van scillareen !B, waarvan 1 mg. overeenkomt met 1600 kikkereenheden, overtreft die van .scillareen A met 1000 kikkereenheden. Deze beide scillaglucosiden
1275