werd nu genomen dat van Mc. Ilvaine, bestaande uit sec. Na. fosfaat en citroenzuur (verhouding 0.2 mol. : 0.1 mol.), waarmede waterstofexponenten bepaald kunnen worden van pH 2.2 tot 8.0, telkens opklimmend met 0.2.

Wanneer elk der vier bakjes gevuld was met de gewenschte vloeistof, werd het geheel bezien tegen een hel verlichten witten achtergrond en de inhoud van bakje 2 zoo dikwijls vervaiir gen door .een mengsel van andere pH, totdat de kleur, gezien door de 2 rechterbakjes, gelijk was aan die van de linker. De bepaalde waarden voor pH waren: 1. van het percolaat 5.2. 2. van de waterige oplossing na het verdrijven van den spiritus 4.8. 3. van de extract-oplossing 1 = 10 4.8*). Neemt men als „neutraal” pH = 7, dan zijnde onderzochte vloeistoffen slechts zwak zuur en beschouwt men in dit verband de proeven, door bovengenoemde onderzoekers naar hydrolyse en racemische omzetting gedaan, dan valt terstond op, dat zij in veel te sterk zure vloeistoffen werkten. Hydrolyse bij pH = + 5. De invloeden, waaraan de alkaloïden gedurende de bereiding vaneen BeHadonnaextract volgens de Ph. Ned. Ed. V blootgesteld worden, zijn: a. verwarming in oen kokend waterbad van het percolaat, dat ongeveer 65—70 pCt. alkohol bevat. b. verwarming bij 80° van de waterige oplossing, totdat een dik extract is ontstaan. Elk afzonderlijk werden deze invloeden nagegaan, a. Een hoeveelheid zuiver atropinesulfaat werd in zooveel neutralen spiritus van 70 pCt.’ opgelost, dat 10 cm.3 oplossing 20 mg. bevatte. Onder toevoegen van enkele druppels 0.001 N. zuur werd pH op ongeveer 5 gebracht (bepaald met den comparator). Hierna werden 3 X 10 cm.3 ineen Erleumeyerkolfje van 50 om.3 inhoud en voorzien van opzetkoeler, 1,3 en 5 uur tot *) Het gering verschil in pH vóór en na de concentratie kan veroorzaakt zijn door de aanwezigheid van stoffen met bufferwerking. Volgens Moser (Pharm. ZentralhaMe 40, 1926) bevinden zich in plantaardige en dierlijke vochten z.g. regulatoren of moderatoren, die als buffers werken.

1162