methode en werkwijze bij de quantitatieve bepaling van de werkzame zelfstandigheid heeft een internationale samenwerking gewensdit en noodzakelijk gemaakt, die door de Intern. Conf. voor de Unificatie van steiikwerkende geneesmiddelen is voorbereid. Er zullen echter nog vele grondstoffen en praeparaten aan een grondig onderzoek moeten worden onderworpen.

Als voorbeeld hiertoe diene een praeparaat, dat nader behandeld sa at worden: het Extractum Belladonnae, waarin het alkaloïden-gehalte door de verschillende Pharmacopeecn op zdo uiteenloopende wijze wordt bepaald. Daarbij komt bovendien, dat, behalve het verschil in methode van bepaling-; (en soms ook in bereiding), de Pharmacopeeën geheel andere eischen stellen aan gehalte aan werkzame stof en aan consistentie. Voor het Belladonna-extract Ikan men vinden als eisch voor het alkaloïden-gehalte: 2 pCt., 1.5 pCt., 1.3 pCt., 1.18 pCt., 1.01 pCt., 0.5 pCt., bij verschillend watergehalte van l tot 15 pCt. Dat van zulke extracten geen gelijke therapeutische werking te verwachten is, spreekt van zelf. En wat hier gezegd is voor het extract, geldt in dezelfde mate ook voor de grondstof, waaruit het bereid is. Bepaling van het alkaloïde in bladpoeder. Van Belladonna-bladeren, welke gebruikt zouden worden voor de extractbereiding, werd het alkaloïden-gehalte bepaald volgens de methoden, aangegeven inde Ph. Ned. Ed. V, het D. A, B. 6, de Ph. U. S. X en de Ph Helv. D. A. B. 0.86 1.13 Ph, U. S. 0.64 0.62 Ph. Helv. 0.54 . 0.56 Ph. Ned. 0.52 0.52 De verschillen zijn belangrijk en de vraag dringt zich op, welke waarde het meest betrouwbaar is. Ter onderzoek ging ik de twee perioden na, waarin de bepaling geschiedt. a. het uittrekken van het alkaloïde of het alkaloïdezout uit het bladpoeder dooreen extractievloeistof. b. het verwerken van de zoo verkregen oplossing tot eenvloeistof, waarin het alkaloïde gietitreerd kan worden.

1153