die nog hetzelfde absorptiespectrum hebben als bet zuivere alkaloïde, temeer, omdat bij de gevolgde werkwijze uiteen oppervlakkige gelijkenis van de negatieven tot de aanwezigheid van dezelfde absorbeerende stof werd besloten.

Voor de physiologische bepalingen heb ik gastvrijheid genoten op het Centraal Laboratorium voor de Volksgezondheid te Utrecht. Dr. B ij 1 sm a was zoo vriéndelijk, mij bij de uitvoering behulpzaam te zijn. Gevolgd werd de methode van Broom en Clark. De methode berust op de eigenschap van ergotamine en ergotoxine, om de prikkelende werking van adrenaline op den konijnenuterus tegen te gaan. Men bepaalt twee grenzen, waartusschen het werkelijke gehalte ligt. Zoo werd gevonden voor extract moederkoorn 11, dat 1 om.3 meer dan 0.8 mg. ergotamine bevatte en minder dan 1,2 mg.; als gemiddeld cijfer is genomen 1 mg. in 1 om.3. Voor extract moederkoorn IX werd gevonden 1 cm.3 meer dan 0,5 mg. en minder dan 0,9 mg., gemiddeld dus 0,7 mg. De uitkomsten zijn opgenomen in tabel 111. Vergelijking van de cijfers, van de spectrographisohe bepalingen en de physiologische gehaltebepalingen leverde het onverwachte resultaat op, dat bij 5 van de 6 onderzochte extracten een duidelijk verband tusschen deze twee waarden bestond. Alleen extract moederkoorn II vertoonde een sterke afwijking. Extract moederkoorn II en extract moederkoorn IV waren extracten, die in Mei 1927 waren bereid en onderzocht, de drie extracten uit moederkoorn IX waren gemaakt en onderzocht in October—November 1927. Extract Z was een extract uit den handel, waarvan een week voor de ijking het gehalte speotro>- graphisch was bepaald. Van extract moederkoorn II werd in November 1927 spectrographisoh het alkaloïdengehalte opnieuw bepaald, met het resultaat, dat gevonden werd een gehalte van 0.09 pOt., wat ongeveer in overeenstemming was met de physiologische waardebepaling. Het verschil in alkaloïdengehalte van dit extract in Mei en in November was duidelijk; een dergelijk groot verschil in uitkomst kon niet dooreen fout inde methode worden veroorzaakt. Het waargenomen feit werd alleen verklaarbaar, door aan te nemen, dat vloeibaar moeder,- ko<)rnextract geen constant preparaat is, maar bij bewaring, wat allkaloïdengehalte betreft, sterk achteruitgaat. Van dein Mei bereide en onderzochte extracten waren nog aanwezig extract moederkoorn I en extract moederkoorn III: van dit

1132