gephotographeerd volgens Hartley in laagdikten van 2 tot 40 mm., zooals eerder werd beschreven. De concentratie van een oplossing kan volgens deze methode worden bepaald door het vergelijken van twee negatieven en door gebruik te maken van dewet van Beer. De uitkomsten zijn opgenomen in tabel lil.
Een goed vergelijkingsnegatief krijgt men, wanneer men een oplossing van ergotaminetartraat photographeert ineen concentratie van + 4 mg. alkaloïde in 50 cm.3 wijnsteenzuuroplossing (1 pCt.) in laagdlkten van 2 tot 40 mm. Het nauwkeurigst werkt men, door slechts oplossingen, die weinig in concentratie verschillen, te vergelijken. Na een oriënteerende opname van de uitschudding is gemakkelijk te zien, tot welken graad verdund moet worden, om een goede concentratie te krijgen. In het vergelijkingsnegatief en in het negatief van de onbekende concentratie wordt de laagdikte vastgesteld, waarbij een bepaalde lijn juist uit het spectrum verdwijnt of voor het laatst nog zichtbaar is .Bij het vergelijken van negatieven van oplossingen vaneen zuivere stof is het onverschillig, welke lijn hiervoor gekozen wordt, maar bij een uitschudding van moederkoorn, die sporen van verontreinigingen bevat, kiest men lijnen, zoover mogelijk naar het zichtbare gebied toe gelegen en dicht bij het maximum van absorptie, in dit geval dus lijnen met een golflengte van ongeveer 3100 A —3200 a . Voor het vaststellen van de laagdikte werd gebruik gemaakt vaneen zoogenaamd praepareermicroscoop van Zeiss. Het is noodig, de opname te herhalen en het gemiddelde van de gevonden waarden te nemen. Van 7 mg. ergotaminetartraat, toegevoegd aan 15 g. ontvet podder van moederkoorn IV, wedden 6-4 mg. teruggevonden. Het verschil in duplobepalingen kan in de meeste gevallen blijven beneden 10 pCt., in zeer ongunstige gevallen kan het 20 pCt. bedragen. Dit is natuurlijk hoog voor een kwantitatieve bepaling. Fouten worden gemaakt door: Iste. het niet constant zijn van de lichtbron, 2de. het verschil inde gevoeligheid van de platen: en inde verdere photograiphisohe bewerkingen, 3de. de onzekerheid 'in het aflezen van plaatsen, waar een lijn uit het spectrum verdwijnt, 4de. de onzuiverheid van die oplossing.
1127