dan de andere alkaloïden; het maximum van de absorptie ligt bij alle vier verbindingen op dezelfde plaats.

In het laatste gedeelte van dit onderzoek is nagegaan, of niet deze eigenschap van de alkaloïden dienstbaar gemaakt kon worden aan een gehaltebepaling van moederkoorn en van vloeibaar moederkoornextract. In hoever of dat mogelijk is, zal nader worden besproken. Een gehaltebepaling volgens deze werkwijze berust op het principe, dat met behulp van het absorptiespectrum vaneen oplossing eener stof de concentratie kan worden bepaald van een tweede oplossing van die stof, door ook hiervan het absorptiespectrum of een gedeelte daarvan te photographeeren en dit te vergelijken met heit eerste absorptiespectrum. Voor de uitvoering kan men als volgt te werk gaan: Men photographeert een gedeelte van het absorptiespeotrum; in dit onderzoek is altijd gebruikt dat gedeelte, dat ontstaat, wanneer men een oplossing van i 5 mg. ergOtarninetartraat (± 4.22 mg. ergotamine) in 50 om.3 vaneen oplossing van wijnsteenzuur (l pCt.) photographeert in laagdikten van 2 tot 40 mm. Het negatief vaneen dergelijke opname wordt gebruikt als vergelijkingsnegatief. Dan photographeert men ongeveer hetzelfde gedeelte van het absorptiespeotrum met de oplossing van onbekende concentratie (uitschudding van Secale cornutum), oök in laagdikten van 2 tot 40 mm., en vergelijkt dit negatief met het eerste negatief. Men zoekt in beide negatieven de plaats, waar een bepaalde lijn uit het spectrum verdwijnt en stelt de laagdikte vast, waarbij dit plaats heeft. De concentraties van de oplossingen zijn dan omgekeerd evenredig met de gevonden laagdikten. De tweede methode, die in dit onderzoek is gtebruikt, voor meting van het absorbeerend vermogen, is een methode, die uiitgewerkt is in het Physisch laboratorium te Utrecht en die beschreven is in verschillende publicaties'). Langs photographisch-photometrischen weg wordt hiermee de verhouding bepaald en daaruit E. berekend, j wordt bepaald, door de zwarting van het negatief te meten en met behulp vaneen zoogenaamde zwartingskromme, een kromme, die aangeeft het i) l. S. Orti s te in, Proc, Phys. Soc. Vol. 37, part 5 (1925); R. Riwlin, Diss., Utrecht 1923; G. M. Pool, Diss., Utredit 1925. „ U.-j

1117