9. Tabernaemontana Wallichiana Steud. 10. Leuconotis eugeiiifolia A. DC. 11. Rauwolfia canescens WiJld.
12. Alstonia villosa 81. 13. Voacanga foetida 81. 14. Ohonemorpha macrophylla Don.
Wanneer van kristallen (enkelvoudige kristallen) of kristalsterren zonder meer wordt gesproken, zijn die van calciumoxalaat bedoeld. Voor de herkenning van bij toxicologisch onderzoek o.a. in het maagdarmkanaal aangetroffen verdachte fragmenten van plantaardigen oorsprong kan de microscopie van het daaruit bereide poeder vaak uitsluitsel geven, wanneer men den nadruk op de hoofdzaak laat vallen. Ineen afzonderlijk hoofdstuk is een microscopische beschrijving van het poeder vaneen groot aantal der behandelde plantendeelen opgenomen. Van de microsublimatie is in enkele gevallen met goed gevolg gebruik gemaakt kunnen worden, o.a, bij Plurniera acutifolia (bastpoeder) en Kopsia albiflora (zaadpoeder). Reeds eenige milligrammen dezer grondstoffen geven snel een kristallijn sublimaat, dat bij Plumiera karakteristieke fcleurreacties vertoont. HOOFDSTUK I. Kenmerken van de faimlie der Apocynaceae. Voor het opsporen van fragmenten van plantcndeelen kunnen o.a. de volgende eigenschappen van gewicht zijn: 10. De planten bevatten gewoonlijk melksap, dat in melksapceien voorkomt. Het wordt echter niet altijd in alle deelen aangetroffen. Zoo ontbreken de melksapcellen inde schors en den bast van Thevetia neriifolia Juss.; in het merg treden ze echter in groot aantal op. Ook hangt het al of niet voorkomen daarvan van den ouderdom der plant af: oudere exemplaren van Kopsia flavida 81. bevatten inden stam geen melksap meer. Het uiterlijk voorkomen kan verschillend zijn. Bij Nerium bjv. is het bij volwassen bladeren en dikke takken melkwit, in jonge plantendeelen waterhelder. Het melkwitte vocht wordt
909