CONCLUSIES.
I. Methode Fresenius en Von Ba b o. I°. De destructie is onvolledig-, 2°. Het is niet om het arsenicum als magnesium-pyroarsenaat te bepalen. Betere resultaten worden verkregen door destillatie als aibseenitrifchjorilde. Het toegevoegde arsenicum wordt nu vrijwel quantitatief teruggevonden. 3°. Ook kwik wordt quantitatief teruggevonden. 11. Methode-K er b o s c h. I°. Door gebruik te maken van het gewijzigde toestel, verkrijgt men meer constante uitkomsten bij toevoeging van ar senigzuur dan in het toestel, dat door Kerbosch is aangegeven. 2°. Toevoeging van kaliumpermanganaat als katalysator heeft geen merkbaren invloed. 3°. Door het gebruik vaneen grootere of kleinere hoeveelheid sterk zwavelzuur, worden geen betere resultaten verkregen, zoodat het dus aanbeveling verdient, niet te veel zwavelzuur toe te voegen; toch is het anderzijds noodzakelijk, niet beneden een zeker minimum (pl.m. 15 cm3.) te gaan. 4°. Kwik wordt niet quantitatief teruggevonden, hoewel een groote hoeveelheid in het destillaat aangetoond kan worden. 111. Methode-W a g en a ar. I°. Een voordeel is, dat met weinig chemicaliën in betrekkelijk korten tijd volledige destructie wordt bereikt. 2°. De nadeelen zijn: a. De groote hoeveelheid sterk zwavelzuur; b. twee bepalingen kunnen niet tegelijkertijd uitgevoerd worden. IV. Methoden Magnin en Stettb a c h er. I°. Beide destructie-methoden zijn onvolledig. 2°. De groote hoeveelheid sterk zwavelzuur bij de methode-Stettbacher is een bezwaar. 3°. Slechts kleine hoeveelheden stof kunnen in onderzoek genomen worden. V. Om het gevaar voor spatten en daardoor van verlies zoo veel mogelijk tegen te gaan, dient bij verschillende methoden het afrooken van het salpeterzuur uit het zwavelzuur-salpeterzuurmengsel op een luchtbadje te geschieden.
879