houden worden met de salarieering van den apotheker en ook met de voorwaarden, waaronder een provisoraat zal worden waargenomen. Ik geloof, dat wij langs dezen weg kunnen bereiken, wat Friesland verlangt zonder al te zeer in te grijpen inde particuliere aangelegenheden. Vandaar dat ik blijf bij het voorstel van het Hoofdbestuur om de zaak niet op die wijze te regelen.

Wordt het voorstel Friesland ondersteund? Friesland (de heer Soh 1 echt): Mijnheer de Voorzitter. Wanneer U morgen een contract wordt toegestuurd vaneen provisoraat tegen een honorarium van f 1000.— en dat verder goed omschreven is, welke beslissing neemt U dan? De Voorzitter: Dan gaan wij eerst op onderzoek uit bij het betrokken Departement, of een dergelijk contract bonafide is afgesloten. Ik verzeker U, dat het Hoofdbestuur, wat dit betreft, zeer voorzichtig zal zijn. Wenscht Friesland stemming over dit voorstel? Friesland (de heer Sc hl echt): Het departement Friesland is tevreden, wanneer de bedoeling begrepen wordt. De Voorzitter: Dan is hiermede dit onderwerp afgehandeld. Te half vijf wordt de vergadering geschorst tot Woensdagochtend te 9% uur. Van het Departement ’s-Gravenhage. Eerste Voorstel. De Algemeene Vergadering spreekt als haar oordeel uit, dat de in 1920 aangenomen leiddraad voor salarieering van apothekers en die voor salarieering van apothekers-adsistenten minstens éénmaal inde drie jaar moet worden herzien en draagt aan de Commissie voor Maatschappelijke Belangen op, deze herziening ter hand te nemen, telkens na drie jaren of zooveel vaker als door haar wensohelijk wordt geoordeeld. (Zie voor Toelichting en Prae-advies van het Hoofdbestuur Ph. Wbld. blz. 458.) Rotterdam (de heer Hooftman) gaat volkomen met het praeadvies van het Hoofdbestuur mee, Amsterdam (de heer F i 1e d t Kok). Amsterdam is van hetzelfde gevoelen als Rotterdam, en kan met het prae-advies van het Hoofdbestuur zich geheel vereenigen. Als het mij geoorloofd is daarnevens een persoonlijk woord te spreken, zou ik het volgende willen opmerken. Het is eenigszins vreemd, maar het komt mij voor, dat het van belang is voor een gedeelte van het voorstel van het Departement ’s Gravenhage, dat ik de aandacht vraag. Waar hier op de vergadering inde eerste plaats over de belangen van de apothekers gesproken wordt, wensch ik ook een woord in het midden te brengen omtrent de positie van de adsisitenten en hun honoreering. Het is gebleken, toen in 1920 een leiddraad voor de salarieering van adsistenten verscheen, dat daarvan een groote verbetering van de salarissen van de adsistenten het gevolg is geweest. Tot mijn spijt zie ik inden laatsten tijd, dat de salarissen niet meer zoo zijn, als men redelijk zou mogen verwachten. Sinds 1920 is het inkomen van den apotheker niet ver-

802