al dan niet gepaard gaande met overlading of met t ijdel ijken opslag in entrepot of elders, wordt geacüit door den Minister te zijn verleend voor elke zending, ten aanzien waarvan is of wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. Zij moet vergezeld zijn vaneen, de zending juist omschrijvend exemplaar van de uitvoervergunning of vaneen even deugdelijk certificaat tot wijziging van de bestemming. Een en ander moet onverwijld aan de met de inklaring, de visitatie en de uitklaring belaste ambtenaren worden vertoond. Indien de zending is uitgevoerd uiteen land, dat het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten op de door te voeren middelen niet of niet overeenkomstig de bepalingen van het verdrag toepast en dientengevolge eei< uitvoervergunning ontbreekt en ook een certificaat tot wijziging van bestemming de zending niet vergezelt, moeten de aanwezige ver* doovende middelen met name inde doorvoeraangifte bij doorvoer per post inde douaneverklaringen —• zijn vermeld en bovendien inde ladingspapieren worden vermeld. Uit de ladingspapieren of andere geloofwaardige bescheiden moet dan echter tevens blijken, dat die middelen reeds bij de afzending uit het land van uitvoer eene buiten Nederland gelegen bestemming hadden. b. Zij moeten tijdens den doorvoer ongeschonden bijeengehouden worden zonder verbreking anders dan door hiertoe bevoegde ambtenaren van eene op de zending of op hare bewaarplaats toegepaste ambtelijke verzegeling of sluiting. c. Zij moet, indien wijziging wordt gebracht inde bestemming der zending, zooals deze is aangegeven inde uitvoervergunning (of op het certificaat tot wijziging van bestemming), begeleid worden dooreen in Nederland af te geven bijzonder certificaat tot wij' ziging der bestemming, ter vervanging van de uitvoervergunning (of van het te voren afgegeven certificaat tot wijziging van bestemming). Dit bijzondere certificaat wordt slechts verleend onder intrekking van het exemplaar van de uitvoervergunning (of het certificaat van wijziging van bestemming), dat de zending vergezelt en met overeenkomstige toepassing der bepalingen betreffende het verstrekken van uitvoercertificaten van artt. 9,12 en 13 dezer beschikking. Art. 11. Verdoovende middelen mogen tijdens den in-, uit- of doorvoer of tijdens den opslag ineen entrepot niet onderworpen worden aan eenige bewerking, die verandering zou kunnen brengen hetzij inden aard, hetzij, behoudens, met vergunning van den pharmaceutischen inspecteur van de volksgezondheid, inde verpakking der stoffen. Art. 12. De hoofdinspecteur van de volksgezondheid dr. J, B. M. Coebergh, te Utrecht, is gemachtigd namens den Minister certificaten van invoer of uitvoer, in art. 3 bedoeld, en certificaten tot wijziging van bestemming, in art. 10 bedoeld, te verstrekken. Art. 13. 1. Aanvragen voor invoer- of uitvoercertificaten moeten worden gericht tot den pharmaceutischen inspecteur van de volksgezondheid, in wiens ambtsgebied de aanvrager zijn bedrijf uitoefent. Bij iedere aanvraag moet het bedrag voor portvrije toezending
782