van het invoercertificaat, waarvan een exemplaar, evenals het in het eerste lid bedoelde document, aan de met de visitatie belaste ambtenaren der invoerrechten en accijnzen ter intrekking moet worden overgegeven.

Bij uitslag uit entrepot anders dan ten uitvoer is een nieuw invoercertificaat noodig, dat op gelijke wijze moet worden behandeld als in het vorig lid ten aanzien van invoer rechtstreeks van buitenslands is bepaald. Art. 5. Bij uitvoer van verdoovende middelen uitslag uit entrepot met bestemming ten uitvoer hieronder begrepen moeten deze vergezeld zijn vaneen geldig uitvoercertificaat in tweevoud. Beide exemplaren moeten door of vanwege belanghebbende voorzien zijn vaneen nauwkeurige vermelding van aantal, aard en merken der colli’s, waarin de verdoovende middelen verpakt zijn. Bij het verlaten van het Nederlandsch grondgebied moet een exemplaar, dat de zending blijft vergezellen, door de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen zijn afgeteekend en het andere aan hen ter intrekking zijn overgegeven. Art. 6. Indien dit niet reeds uit de aangiften duidelijk blijkt, moet bij invoer en bij uitvoer van verdoovende middelen in mindere hoeveelheid dan inde bijbehoorende certificaten is vermeld, van de aanwezige hoeveelheid van iedere soort steeds nauwkeurig mededeel ing worden gedaan aan de met afteekening of intrekking belaste ambtenaren. Andere verschillen met de certificaten en het brengen van wijziging inde hoeveelheid onderweg zijn niet toegelaten. In elke aangifte ten in- of uitvoer, waarbij aan de met inklaring, visitatie of uitklaring belaste ambtenaren niet te gelijker tijd een certificaat of vergunning voor de aanwezige verdoovende middelen wordt overgelegd, moeten deze met name zijn genoemd. Art. 7. Invoer of uitvoer van ruw opium en van cooabladeren mag slechts geschieden over de kantoren te Olldenzaal, Roosendaal, Lobith en Hansweert en de havens van Ahisterdam en Rotterdam, tenzij deze in- of uitvoer geschiedt per post. Art. 8. Bij uitvoer van ruw opium naar landen, welke het verdrag niet hebben aanvaard, doch wel het Opiumverdrag van 1912, moet elk colli, hetwelk meer dan 5 kilogram ruw opium inhoudt, voorzien zijn van het merk „Ruw Opium”. Dit merk moet zijn aangebracht op de omhulling aan de adreszijde met letters ter hoogte van 3 c.M., welke niet met behulp van water kunnen worden ver wijderd. Art. 9. Voor den uitvoer van Indiischen hennep, van de uit den Indischen hennep getrokken hars, alsmede van de gebruikelijke bereidingen, waaraan deze hars ten grondslag ligt (zooails hashish, esrar, cihiras en djamba), worden uitvoercertificaten slechts verleend met inachtneming van de bepalingen van art. 11 van het verdrag. Art. 10. Verlof tot doorvoer van verdoovende middelen, met uitzondering van bereid opium en van bereidingen van bereid opium.

781