mag in het algemeen niet zonder verlof geschieden. Het desbetreffend verbod geldt echter volgens artikel 6 niet voorden apotheker.

Of codeïne steeds buiten het Opiumverdrag- en de Opiumwet zal blijven is een vraag, welke naar mijne meerling eerst na internationaal overleg kan worden beantwoord. Thans wordt codeïne niet als verslavingsvergift beschouwd. Maatregelen in onze wetgeving betreffende codeïne zijn derhalve te dezen opzichte niet noodig en zij zouden van geen beteekenis zijn om andere gevaren van het vrije verkeer met codeïne tegen te gaan, tenzij zij internationaal zouden worden toegepast. Voor, den apotheker maakt het al of niet begrepen zijn van codeïne onder de Opiumwet geenerlei verschil met betrekking tot zijn verplichtingen (art. 13 en 14 wet artsenijbereidkunst). Nu codeïne niet onder de Opiumwet valt, wordt eene overtreding der voorschriften met deze stof niet bedreigd met de strafbepalingen dezer wet, welke veel strenger zijn dan die der wet op de artsenijbereidkunst. Aan de verdoovende middelen, waarop de oude Opiumwet betrekking had, zijn behalve de bovengenoemde nog toegevoegd in artikel 3 cocabladeren, Indische hennep, de hars uit Indischen hennep getrokken en bereidingen dezer hars als hashish, enz. Ten aanzien van deze middelen verbiedt de wet slechts invoer, uitvoer en doorvoer. Er is echter goede grond om aan te nemen, dat terwille van het toezicht ook het verkoppen of afleveren dezer middelen zal worden beperkt tot de apothekers, geneeskundigen, veeartsen en verlofhouders. Het belangrijkste verschil, dat de nieuwe Opiumwet ten opzichte van de oude wet voor den apotheker oplevert, is, dat hem thans niet meer bij de wet is toegestaan om verdoovende middelen in te voeren. Onder de oude wet was hem slechts de uitvoer van verdoovende middelen verboden, tenzij hem hiervoor door den Ministerverlof was verleend. Thans zal de apotheker ook voor den invoer van verdoovende middelen een soortgelijk verlof, overeenkomstig artikel 5 der wet moeten aanvragen. Hij zal bovendien bij dien invoer of uitvoer rekening hebben te houden met de desbetreffende bepalingen van de Ministerieele Beschikking en met de voorwaarden, welke aan het verlof worden verbonden. Hij zal dus overeenkomstig artikel 3 en 13 dier beschikking voor iederen invoer of uitvoer een

778