Stelling van het werkmateriaal inden glasoven zou wellicht een vingerwijzing kunnen geven.

Mlej. Ka m heeft in deze richting geen ervaring. De samenstelling der gassen in het midden der rookkanalen, waar de snelheid het grootst is, is wel nagegaan. Dr. van der Marei vraagt, of ook kool gebruikt wordt voor het wegnemen van schadelijke gassen. Mej. Kam heeft hiervan wel gehoord. De Voorzitter, Prof. de Graaff, vraagt, of het bezwaar der rookgassen meer aesthetisch dan wel hygiënisch is. Wel is bekend, dat de plantengroei er zeer onder lijdt, maar is dit ook het geval ‘bij den mensch? Mej. Kam is niets over de schadelijkheid bij den mensch bekend, maar wel over de plantengroeibenadeeling en schade voor den veestapel. Prof. de Graaff vraagt, of electriciteit voor het afscheiden van zwevende deelen hier toegepast wbrdt. IDr. Coebergh zegt, dat het niet direct bewezen is, dat de dampen voor de gezondheid van den mensch schadelijk zijn, maar dat bij een gehalte van 50 mg. per ra3, aan H2S alle huizen gesloten zijn; bovendien werkt H2S direct ook giftig. Bij fluoor is het bekend, dat van heele straten alle ruiten tot ondoorzichtigheid toe geëtst werden. Bij SO2-ontwijking zijn alle boomen gedood. Bij dergelijke goed geconstateerde feiten is het niet anders te verwachten, dan dat ze ook schadelijk voor den mensch zijn. Prof. de Graaff is dankbaar, dat hij deze vraag gesteld heeft, want er bestaat altijd vrees, dat men de ontwikkeling der industrie stoort door al te dwingende bepalingen. Dr. Coebergh wijst er op, dat wij in Nederland zeer kalm ■optreden in vergelijking met wat men in Zwitserland b.v. heeft gedaan bij een fabriek met sterke H2S-ontwikkeling en elders met ohloorontwikkeling. De fabriek zelf profiteert soms ook van deze strenge maatregelen. De heer Ba er t deelt nog mede, dat de arbeiders zelf niet mee werken. B.v. ineen der fabrieken, waar de bezoekers zidh uiteen hoestten door het ingeademde S02, verklaarden de arbeiders, dat 'zij zonder dezen prikkel niet konden leven. Prof. de Graaff bedankt de inleidster. Vervolgens krijgt Prof. van Leersum het woord voor de mededeeling over Vitaminen. Pekel ha r i n g’s mededeeling in 1900 over het bestaan van stoffen, die in kleine hoeveelheid in tal van voedingsmiddelen voorkomen en onmisbaar voor het leven zouden zijn, werd toen met bngeloovig hoofdschudden ontvangen. De verdere ontwikkeling der kennis dezer geheimzinnige stoffen heeft Pekel haring’s mededeeling nog tijdens zijn leven bevestigd. In kort overzicht geeft Prof. van Leersum een inzicht inde ontwikkeling van de leer der vitaminen. De lezing van Prof. vanLeersumisin haar geheel opgenomen

667