lang van de Maatschappij, indien alle Departementen, ieder voor zich, een bindend tarief bezaten, dan dat, zooals thans veelal het geval is, in theorie de Maatschappelijke taxe aanvaard wordt, maar men, door het den leden over te laten, of zij er zich al dan niet aan wenschen te houden, het practisch voordeel vrijwel illusoir maakt. Eenheid inde Departementen moet m.i. de grondslag zijn voor eenheid inde Maatschappij en ofschoon er ook bij ons in dit opzicht nog te wenschen overblijft, geloof ik, dat Rotterdam met al zijn eigenaardigheden in dezen aan verschillende departementen ten voorbeeld kan zijn.
VUUIUVVIU “Wil .... ... Veel verbreid is onder de Heden der Maatschappij de opvatting, dat de Rotterdamsdie apotheker over het algemeen tevreden zou zijn met de toestanden op pharmaceutisch gebied, omdat de fmancieele omstandigheden van het meerendeel onzer apotheken den toets aan die inde meeste andere steden kunnen doorstaan. Laat ik U de verzekering geven, dat die volkomen tevredenheid hier, evenmin als elders, bestaat. Het mag waar zijn, dat enkelen, teleurgesteld door de weinige waardeering, die men als wetenschappelijk gevormde, vooral in onize dubieuze positie, nu eenmaa ineen handelscentrum ondervindt, zich somtijds laatdunkend uitlatend over de wetenschappelijke roeping van de piharmacie, doen, alsof hun financieel succes hen geheel bevredigt. „Es sind nicht alle frei, die ihrer Ketten spotten” en mogelijk zijn juist zij het, die in hun hart het meest wenschen, dat de toestanden anders waren. Dat velen onder ons nog iets anders vragen dan een goed beklante apotheekdaarvan moge getuigen het wetenschappelijk leven, dat vooral inde laatste jaren in ons Departement krachtig naar voren treedt. Dames en Heeren, ik heb getracht, door enkele grepen te doen, U een inzicht te geven over de psyche van ons Departement. Weest er van overtuigd, dat er ook bij ons het ernstig streven bestaat, de zoo noodige verbeteringen tot stand te doen komen, ook wanneer wij daarbij als echte Rotterdammers zooveel mogelijk met beide voeten op den grond willen blijven. En U, Mijnheer de Voorzitter, mag ik wel de verzekering geven, dat al moge wellicht ook in deze Algemeene Vergadering blijken, dat wij niet altijd even gemakkelijk tot andere gedachten te brengen zijn wanneer wij eenmaal onze medewerking toegozegd hebben, U op ons kunt rekenen. Ook onze hartelijke wensch is, dat de behandeling der diepingrijpende voorstellen, welke in deze 77e Algemeene Vergadering plaats vindt, door onderlinge samenwerking en gebaseerd op onderling vertrouwen, resultaten zal dragen, waarop ook na jaren nog de Piharmacie met dankbaarheid zal terugzien. Maar evenzeer hopen wij, dat de dagen, die gij hier doorbrengt, er zijn van ongedwongen, prettig samenzijn; dagen, die ons nader tot elkaar zullen brengen. Moge onze commissie van ontvangst er in slagen, U te doen gevoelen, hoezeer wij het op prijs stellen, U allen in ons midden te zien. Ik betwijfel er niet aan, of zij zal zich ruimschoots voor
664