die van meening schijnt te zijn. dat wij in Holland niet de p,H vaneen vloeistof zouden kunnen bepalen, geruststellen. Ik heb in: mijne mededeeling reeds gewezen op de publicatie van *H i r sch, die een onderzoek instelde bij bloedserum en waaruit men kan lezen, voor zoover men dit zelf niet reeds wist. hoe men met zekerheid eventueele binding van den indicator kan vaststellen. In mijne mededeehng zeg ik woordelijk aan het slot: „het interessante verschijnsel verdient ongetwijfeld, nader te worden onderzocht”, maar het vereischt eemgerr tikir lumbaalveebten beeft men niet voor het opscheppen. Lbt onderzoek is door mij reeds begonnen 2) en het zal zoowel eectrometrisch als colorimetrisch geschieden, daarop kan prof. Ko 11 no t gerust zijn. Zijne opmerking, dat een uitgebreider onderzoek noo zakelijk is, is dus mosterd na den maaltijd. Zij was reedsJLoor mijzelf gemaakt. H- W- VA'N URK‘
2) Zie mijn artikel P'harm. Weekbl., bl. 524. Corrigendum: Op blz. 389 moet gelezen worden: p,H 9,2 i.p.v. 9.6. Het onderzoek van kolloïde zilverpreparaten. Prof. Kolthoff heeft in no. 24 van dit Weekblad (pag. 570 een stukje geschreven, waarvan de betoogtrant in meer dan een opzicht doet denken aan dien van Demosthenes in zijne Philippica. Ik zal trachten, dien niet te volgen en de zaak voor te stellen, zooals die is. , , T. .„ „ Het gaat hier om de bruikbaarheid van de methode van a n’ volgens welke 6 g. magnesiumsulfaat geveegd wordt bij 10 cm . der kolloïde zilveroplossing, ten einde de kolloïden te precipiteeren, waarna in het filtraat op geïoniseerd zilver gereageerd wordt. Dat deze methode in overeenstemming is met de practische ervaring der eiwitchemie, ligt besloten in mijne mededeeling op pag. 414 van dit Weekblad. Over de „theorie van het uitzoutmgsproces heb ik niet gesproken. Prof K schrijft over deze methode (pag. 3621: Het vorige jaar heb ik in Utrecht deze methode aan een aantal kolloïde zilverpreparaten getoetst; het bleek, dat men met de uiterpraetatie der resultaten zeer voorzichtig moet zijn. Ter vermijding van de enorme hoeveelheid magnesiumsulfaat (cursiveenng van mi], Zw.) paste ik het volgende voorschrift t0e....”. En dan volgt de methode met 0,5 gram aluin per 10 cm3, oplossing. Eenige regels verder schrijft K.: „De resultaten der praecipitatiemethode met aluin zijn ongeveei analoog met die, verkregen bij de magnesiumsulfaatprecipitatie”. En dit oordeel wordt door hem volgehouden. Uit zijn expenmenteele gegevens blijkt niet, hoever die analogie gaat. Ik heb reeds opgemerkt, dat ze onwaarschijnlijk is voor de vlug oplossende preparaten, die algemeen inden handel voorkomen. Van de beide preparaten, die hier inde Gemeente-Apotheek voorradig zijn, toonde ik reeds aan, dat de 1 proc. oplossingen volkomen helder blijven met aluin, daarentegen gepraecipiteerd worden door magnesiumsulfaat inde genoemde concentraties. Ik heb dit onder-
634